8.2. Elektrische aansluiting
8.2.1. Stroomaansluiting voor TN- en TT-netsystemen
1. Zorg ervoor dat u ±15 cm vrije voedingskabel hebt, gemeten vanaf de doorvoertule (zie afbeelding 35).
2. Verwijder ±10 cm van de buitenisolatie van de voedingskabel.
3. Strip ±1 cm van de isolatie van de vijf draden.
4. Steek de gestripte PE-, N- en L1-draden in de bijbehorende klemmen (zie afbeelding 36).
LET OP
Gebruik een aanhaalmoment van 2,4 Nm.
LET OP
De kabel L1 moet altijd worden aangesloten op het grijze klemmenblok.
Om optimaal gebruik te maken van het beschikbare vermogen van 3-fase-aansluitingen, dient u bij de
installatie van meerdere laadpunten gebruik te maken van faserotatie. Er zijn drie mogelijke faserotaties (zie
afbeeldingen 37, 38 en 39).
6 VOORZICHTIG
Als de faserotatie niet correct wordt toegepast, zal Dynamic Power Sharing niet correct werken en kan dit leiden
tot overbelasting van de huisaansluiting.
Alle laadpunten moeten worden geïnstalleerd en aangesloten volgens de installatieprocedure van deze
handleiding.
Installatiehandleiding – Business Pro & Lite 3.0 - 19SRNL02
± 10 mm
± 100 mm
± 100 mm
L1
L2
L3
L1
L2
L3
m
Q
NL
L1
L2
L3
N
PE
31