T20
4. Zet de accessoirekabel vast met de kabelklem (zie afbeelding 53).
5. Volg de instructies die bij de extra isolator worden geleverd voor het aansluiten van de isolator in de
consumentenunit.
8.5. Bekabelde interconnectie
1. Neem de ethernetkabel voor inkomende gegevens van de linker doorvoertule, gezien vanaf de voorkant.
LET OP
Voor Business Pro laadpunten: Controleer het projectplan om te zien of het Business Pro laadpunt is
aangesloten op de backoffice via een ethernetkabel of mobiele verbinding. In het geval van een mobiele
verbinding is er geen ethernetkabel voor ingaande data.
1 2 3 4 5 6 7 8
2. Strip ± 2 cm van de buitenisolatie van de ethernetkabel.
3. Knip de draden in een rechte lijn en steek ze in een RJ45-connector in de T568B-standaardvolgorde, in
overeenstemming met de afbeelding (zie afbeelding 54).
4. Bevestig de connector aan de draden met een RJ45-krimptang.
5. Herhaal de stappen 2 - 4 aan de andere kant van de kabel.
LET OP
Voor de verbinding tussen laadpunten: Zorg ervoor dat de andere kant van de kabel door de
grijze doorvoertule in het andere laadpunt wordt gestoken voordat u de RJ45-connector vastzet.
Installatiehandleiding – Business Pro & Lite 3.0 - 19SRNL02
K
RJ45
L
NL
38