Beeldkwaliteit en -formaat
De beeldkwaliteit en het beeldformaat bepalen hoeveel ruimte op de geheugenkaart
elke foto inneemt. Grotere foto's met een hogere kwaliteit kunnen op een groter formaat
worden afgedrukt, maar nemen ook meer geheugenruimte in, zodat u dus ook minder
van dergelijke beelden op de geheugenkaart kunt opslaan (0 218).
Beeldkwaliteit
Kies een bestandsformaat en compressieverhouding (beeldkwaliteit).
Optie
Bestandstype
NEF
NEF (RAW)
JPEG Fijn
JPEG
JPEG Normaal
JPEG Basis
NEF (RAW) + JPEG
Fijn
NEF (RAW) + JPEG
NEF/JPEG
Normaal
NEF (RAW) + JPEG
Basis
1
Plaats de cursor in het informatiescherm.
Als de opname-informatie niet wordt weergegeven in de monitor, druk dan op de
P-knop. Druk opnieuw op de P-knop om de cursor in het informatiescherm te
plaatsen.
2
Geef de opties voor beeldkwaliteit weer.
Markeer de huidige beeldkwaliteit in het
informatiescherm en druk op J.
Onbewerkte 14-bit gegevens van de beeldsensor worden
rechtstreeks op de geheugenkaart opgeslagen. Instellingen zoals
witbalans en contrast kunnen na de opname worden aangepast op
een computer.
Er worden JPEG-afbeeldingen opgeslagen met een
compressieverhouding van circa 1 : 4 (beeldkwaliteit Fijn).
Er worden JPEG-afbeeldingen opgeslagen met een
compressieverhouding van circa 1 : 8 (beeldkwaliteit Normaal).
Er worden JPEG-afbeeldingen opgeslagen met een
compressieverhouding van circa 1 : 16 (beeldkwaliteit Basis).
Twee afbeeldingen worden opgenomen: één NEF (RAW)-afbeelding
en één JPEG-afbeelding met de kwaliteit Fijn.
Twee afbeeldingen worden opgenomen: één NEF (RAW)-afbeelding
en één JPEG-afbeelding met de kwaliteit Normaal.
Twee afbeeldingen worden opgenomen: één NEF (RAW)-afbeelding
en één JPEG-afbeelding met de kwaliteit Basis.
Informatiescherm
Beschrijving
P-knop
z
47