D
Gebruik van autofocus in de stand voor livebeeld
In livebeeld is autofocus trager en kan de monitor helderder of donkerder worden tijdens het
scherpstellen van de camera. In de volgende situaties kan de camera mogelijk niet scherpstellen:
• Het onderwerp bevat lijnen die parallel lopen met de lange zijde van het beeld
• Het onderwerp heeft te weinig contrast
• Het onderwerp in het scherpstelpunt bevat gebieden met sterk verschillende helderheid of het
onderwerp wordt verlicht door spots, door een neonreclame of door een andere lichtbron met
een wisselende helderheid
• Bij tl-verlichting, kwikdamplampen, natriumdamplampen of vergelijkbare verlichting
verschijnen er flikkeringen of banden.
• Er wordt een sterfilter of een ander speciaal filter gebruikt
• Het onderwerp is kleiner dan het scherpstelpunt
• Het onderwerp bestaat grotendeels uit regelmatige geometrische patronen (zoals lamellen of
een rij ramen van een wolkenkrabber).
• Het onderwerp beweegt.
Merk op dat het scherpstelpunt soms groen wordt weergegeven wanneer de camera niet kan
scherpstellen.
A
Handmatige scherpstelling
Om scherp te stellen in de stand voor handmatige
scherpstelling (0 45), draait u aan de scherpstelring van
het objectief tot het onderwerp scherp is.
x
Als u het beeld op de monitor tot 7,7
om de scherpstelling te controleren, drukt u op de knop
X. Wanneer u inzoomt op het beeld dat door het
objectief te zien is, wordt rechtsonder in een grijs frame
op de monitor een navigatievenster weergegeven.
Gebruik de multi-selector om naar delen van het beeld
te gaan die niet op de monitor te zien zijn (alleen
beschikbaar wanneer 7 (
veld-AF) is geselecteerd voor AF-veldstand), of druk
op W om uit te zoomen.
106
×
wilt vergroten
reedveld-AF) of 8 (Normaal
B
X-knop
Navigatievenster