a3: Afstandsmeter
Kies de instelling Aan als u de belichtingsaanduiding met handmatige scherpstelling wilt
gebruiken om te controleren of de camera goed is scherpgesteld (0 65; hierbij moet
worden opgemerkt dat deze functie niet beschikbaar is in de opnamestand M, waarin de
belichtingsaanduiding laat zien of de belichting van het onderwerp goed is).
Aanduiding
A
Gebruik van de afstandsmeter
De afstandsmeter vereist een objectief met een maximaal diafragma van f/5.6 of groter en is niet
beschikbaar in livebeeld. Mogelijk kunnen de gewenste resultaten niet worden bereikt in situaties
waarin de camera zelf niet met autofocus zou kunnen scherpstellen (0 40).
b: Belichting
b1: Stapgrootte inst. belichting
Selecteer de stappen gebruikt bij het maken van aanpassingen aan
de sluitertijd, diafragma, belichting, flitscorrectie en bracketing.
c: Timers/AE-vergrendeling
c1: AE-vergrend. ontspanknop
Bij de standaardinstelling Uit wordt de belichting alleen
vergrendeld als de AE-L/AF-L knop wordt ingedrukt. Als Aan is
geselecteerd, wordt de belichting ook vergrendeld als de
ontspanknop half wordt ingedrukt.
Beschrijving
De camera is
scherpgesteld.
Het scherpstelpunt
bevindt zich iets voor het
onderwerp.
Het scherpstelpunt
bevindt zich ruim voor
het onderwerp.
G knop ➜ A Menu Persoonlijke
Aanduiding
Het scherpstelpunt
bevindt zich iets achter
het onderwerp.
Het scherpstelpunt
bevindt zich ruim achter
het onderwerp.
De camera kan de juiste
scherpstelling niet
bepalen.
G knop ➜ A Menu Persoonlijke
G knop ➜ A Menu Persoonlijke
instellingen
Beschrijving
instellingen
L
instellingen
159