Inspectie- en onderhoudsschema
VOORAFGAAND AAN ELK GEBRUIK
•
Controleer het motoroliepeil. Zie Brandstof & olie – Motorolie controleren en toevoegen.
•
Controleer of de noodstopschakelaar de motor afzet.
•
Inspecteer het brandstofsysteem visueel op beschadigingen en lekkage.
•
Controleer of de buitenboordmotor stevig op de spiegel is gemonteerd.
•
Controleer het stuursysteem op aanlopende of losse onderdelen.
•
Controleer visueel of de bevestigers van de stuurstang goed vast zitten. Zie Stuurstangbevestigers.
•
Zorg dat het aandrijfaslager op de jetaandrijving gesmeerd is. Zie Smeerpunten.
STEEDS NA GEBRUIK EN OM DE 10 BEDRIJFSUREN
•
Smeer het aandrijfaslager op de jetaandrijving. Zie Smeerpunten.
NA ELK GEBRUIK
•
Bij bedrijf in zout water wast u alle zoutaanslag af en spoelt u de uitlaatgassenuitlaat op de jetaandrijving
met zoet water door.
NA 100 GEBRUIKSUREN OF EENMAAL PER JAAR, WAT ZICH HET EERSTE
VOORDOET
•
Smeer alle smeerpunten. Smeer vaker bij gebruik in zout water. Zie Smeerpunten.
•
Ververs de motorolie en vervang het oliefilter. De olie moet vaker worden ververst als de motor wordt
gebruikt onder moeilijke omstandigheden (zoals langdurig langzaam varen). Zie Motorolie verversen.
•
Vervang de bougies na de eerste 100 uur of na het eerste jaar. Daarna inspecteert u de bougies om de
100 uur of eenmaal per jaar. Vervang de bougies wanneer dat nodig is. Zie Bougies inspecteren en
vervangen.
•
Inspecteer de thermostaat visueel op corrosie en/of gebroken veren. Controleer of de thermostaat bij
kamertemperatuur helemaal sluit.
•
Controleer het lagedrukbrandstoffilter van de motor op verontreinigingen. Zie Brandstofsysteem.
•
Vervang het hogedrukbrandstoffilter.
•
Controleer de instelling van het ontstekingsmoment van de motor.
•
Controleer de anti-corrosie anodes. Controleer ze vaker bij gebruik in zout water. Zie Anti-corrosie
anodes.
•
Smeer de vertanding op de aandrijfas.
•
Controleer de klepspeling en stel de kleppen zo nodig af.
•
Controleer de trimbekrachtigingsvloeistof. Zie Trimbekrachtigingsvloeistof controleren.
•
Inspecteer de accu. Zie Accu inspecteren.
•
Controleer de afstellingen van de bedieningskabel.
•
Inspecteer de distributieriem. Zie Distributieriem inspecteren.
•
Controleer of alle bouten, moeren en andere bevestigers goed aangehaald zijn.
•
Controleer of de motorkapafdichtingen intact en onbeschadigd zijn.
•
Controleer de inwendige motorkapgeluidsisolatie (indien aanwezig) en kijk of het schuimrubber intact en
onbeschadigd is.
•
Controleer of de inlaatdemper (indien aanwezig) op zijn plaats zit.
•
Controleer of de stationairuitlaatdemper (indien aanwezig) op zijn plaats zit.
•
Controleer de luchtinlaat op losse slangklemmen en rubber hulzen (indien aanwezig).
1. Deze onderdelen moeten door een erkende dealer worden onderhouden.
ONDERHOUD
1.
1.
1.
1.
47
1.
1.