Diagnostiek
3.8 Vloeistofanalysesimulaties uitvoeren
30
Optie
SAMPLE OUT VALVE
(monsteruitgangsklep)
EXHAUST VALVE
(uitlaatventiel)
CLEANING VALVE
(reinigingsventiel)
CALIBRATION VALVE
(kalibratieventiel)(optioneel)
STREAM VALVE
(stroomklep)
MANUAL VALVE
(handmatig ventiel)
COOLER (koeler)
LEAK DETECTOR
(lekdetector)
FAN (ventilator)
SAMPLER FILL (sampler
vullen)
SAMPLER EMPTY (sampler
leeg)
SAMPLE SENSOR
(monstersensor)
INPUT/OUTPUT STATUS
(in-/uitgangsstatus)
Voer vloeistoffasesimulaties uit om te bepalen of een component (bijv. pomp, ventiel
lamp) correct werkt.
Opmerking: Elke keer dat een component wordt geactiveerd, stopt de analyser de werking van
andere instrumenten indien nodig om schade aan de analyser te voorkomen.
1. Selecteer achtereenvolgens MAINTENANCE (onderhoud) > DIAGNOSTICS
(diagnostiek) > SIMULATE (simuleren) > LIQUID PHASE SIM (sim vloeistoffase).
Beschrijving
Schakelt de monsteruitvoerklep in of uit.
Schakelt het uitlaatklep in of uit.
Schakelt het reinigingsventiel in of uit.
Schakelt het nulpunt- of spankalibratieventiel in of uit. Opties:
ZERO (nul), SPAN of OFF (uit).
Schakelt een monsterstroomklep in of uit. Selecteer het
nummer van het stroomklep. Er kan slechts één stroomklep
tegelijk worden ingeschakeld.
Opmerking: De stroomkleppen kunnen worden geregeld via
het programmeerbare relais of vanaf de
stroomuitbreidingsplaat (extra).
Schakelt een handmatig ventiel in of uit. Selecteer het
handmatige ventiel. Er kan slechts één handmatig ventiel
tegelijk worden ingeschakeld.
Schakelt de koeler in, uit of naar de stand automatisch om te
bepalen of het koelerrelais correct werkt.
De optie LEAK DETECTOR (lekdetector) kan niet worden
geselecteerd. De status van de alarmingang van de
vloeistoflekdetector wordt weergegeven op het display.
Schakelt de ventilator in, uit of naar de stand automatisch om
te bepalen of het ventilatorrelais correct werkt. De
analysertemperatuur wordt op het display weergegeven.
Wanneer FAN (ventilator) is ingesteld op AUTO, zet de
analyser de ventilator uit wanneer de analysertemperatuur
lager is dan 25 °C. De ventilator werkt continu wanneer de
temperatuur van de analyser hoger is dan 25 °C.
Schakelt het signaal om de sampler te vullen in of uit. Het
signaal blijft ingeschakeld totdat u het uitschakelt.
Schakelt het signaal om de sampler leeg te maken in of uit.
Het signaal blijft gedurende 5 seconden ingeschakeld.
De optie SAMPLE SENSOR (monstersensor) kan niet
worden geselecteerd. De status van de monstersensor wordt
weergegeven op het display.
Opent MAINTENANCE (onderhoud) > DIAGNOSTICS
(diagnostiek) > menu INPUT/OUTPUT STATUS
(in-/uitgangsstatus). Het menu INPUT/OUTPUT STATUS
(in-/uitgangsstatus) toont de status van digitale in- en
uitgangen en analoge in- en uitgangen.