3
Maak een keuze uit "OPDRACHT1", "OPDRACHT2", "OPDRACHT3"
en "OPDRACHT4". Druk vervolgens op de toets [ENTER].
bijv.) Selecteer "OPDRACHT4"
OPROEPEN
Opmerking
Een opdracht waaraan reeds een combinatie van functies werd toegewezen, heeft een
markering aan de linkerkant van de opdrachtnaam.
De combinatie van functies wordt opgeroepen.
4
Selecteer naar behoefte de andere kopieerinstellingen en druk
vervolgens op de toets [START].
OPDRACHT2
OPDRACHT3
OPDRACHT4
Vaak gebruikte functies vastleggen - TAAKOPSLAG -
117