BATTERIJ
22
Voorzorgsmaatregelen bij gebruik van
de batterij
1. Laat de batterij niet overmatig ontladen.
Als de acculadingmeter op het display knippert
om u te laten weten dat het tijd is om deze op te
laden wanneer de lading onder de 20% gekomen
is, moet u de batterij dan zo spoedig mogelijk
opladen.
2. Vermijd open vlammen.
De batterij bevat explosief gas. Houd deze uit de
buurt van open vlammen.
3. Laat geen batterijvloeistof uitlopen.
Alleen het watergehalte van de vloeistof (verdund
zwavelzuur) neemt af wanneer de batterij wordt
opgeladen. Vul voordat u gaat opladen gedistil-
leerd water bij tot de peilstreep en controleer het
vloeistofpeil opnieuw na één uur opladen.
4. Houd de batterij schoon.
Zorg ervoor dat de bovenkant van de batterij
schoon en droog blijft. Zorg ervoor dat de ventila-
tiedoppen goed dichtgedraaid zijn.
①Hydrometer
② Buitenste buis
③ Kop
Controleren van de soortelijke massa
Controleer de soortelijke massa eenmaal per
week. Controleer of het opladen correct gebeurt
en of er geen grote verschillen zijn in de soorte-
lijke massa van de batterijcellen.
Soortelijke massa na het opladen
...................................................1,280 (20°C)
Soortelijke massa na het ontladen
...................................................1,150 (20°C)
Wanneer de soortelijke massa minder is dan
1,150 (bij 20°C), moet u opladen totdat de soor-
telijke massa 1,280 is (bij 20°C).
Controleer de vloeistoftemperatuur met een ther-
mometer en zet de gemeten soortelijke massa om
naar de soortelijke massa bij 20°C.
Opgelet
Caution
Houd de meetgegevens van de batterij
goed bij, want aan de hand hiervan
men de batterijtoestand bepalen.
Verband tussen soortelijke massa en
temperatuur van de vloeistof
Formule voor omzetten van soortelijke massa
S20 = St. + 0,0007 (t-20)
S20: soortelijke massa bij 20°C
St: gemeten soortelijke massa bij t°C
t: vloeistoftemperatuur (°C) bij het meten
kan