Als er een beheerderswachtwoord is ingesteld, kunt u deze functies alleen gebruiken als u dit
beheerderswachtwoord hebt ingevoerd bij het starten van de ThinkPad Setup.
Wake on LAN
Als de functie Wake on LAN is ingeschakeld en de computer is aangesloten op het LAN, kan de
netwerkbeheerder de computer op afstand opstarten met gebruik van software voor netwerkbeheer
op afstand.
Instellen vanuit de ThinkPad Setup
Als u Wake on LAN wilt in- of uitschakelen, gaat u naar het menu ThinkPad Setup. Als uw computer niet
onder het beheer van een netwerkbeheerder valt, kunt u deze functie het beste uitschakelen.
Om deze functie in te schakelen, gaat u als volgt te werk:
1. Start het menu ThinkPad Setup.
2. Kies Config.
3. Het submenu Config verschijnt.
4. Selecteer Netwerk.
5. Het vervolgmenu Network verschijnt.
6. Voor Wake On LAN selecteert u AC Only, AC and Battery of Disabled.
7. Druk op F10.
Netwerkopstartvolgorde
Wanneer de computer op afstand wordt ingeschakeld, probeert het systeem op te starten vanaf het apparaat
dat is geselecteerd met de instelling voor Network boot. Vervolgens wordt de lijst met de opstartvolgorde in
het menu Boot gevolgd.
U geeft de volgorde als volgt op:
1. Kies Startup in het menu ThinkPad Setup. Het submenu Startup verschijnt.
2. Selecteer Network Boot en druk op de toets Enter om de lijst met opstartapparaten weer te geven.
3. Selecteer een opstartapparaat in de lijst om deze in te stellen als het apparaat waarmee het opstarten
plaatsvindt nadat de computer uit de slaapstand wordt gehaald.
4. Druk op F10.
Opmerking: Als u de instelling wilt initialiseren om terug te keren naar de standaard opstartvolgorde, drukt u
op F9. De standaardinstellingen worden dan automatisch geladen.
Flash-update
Als de mogelijkheid voor flash update van het UEFI BIOS via het LAN ingeschakeld is, kunnen de
systeemprogramma's van uw computer op afstand door de netwerkbeheerder worden bijgewerkt. Hiervoor
moet echter aan de volgende voorwaarden zijn voldaan:
• Het bijwerken van Flash-geheugen vanaf het netwerk moet ingeschakeld zijn.
• De computer moet zijn opgestart vanaf het LAN.
• De computer moet zijn opgestart via een Preboot eXecution Environment.
• Op de niet-lokale computer van de beheerder moet speciale netwerksoftware geïnstalleerd zijn.
Om het flashgeheugen bij te kunnen werken vanaf het netwerk, doet u het volgende:
1. In het menu van het programma ThinkPad Setup selecteert u Security. Het submenu Beveiliging
wordt weergegeven.
.
Hoofdstuk 8
Geavanceerde configuratie
123