Inbouw-, bedrijfs- en onderhoudshandleiding
lagertemperatuur na het nasmeren tijdelijk 5-10°C
hoger zijn tot een eventueel vetoverschot in de
lagers afgebouwd is.
6.6 Controle
In bedrijven waar ontploffingen kunnen ontstaan
moeten
de
lagerhoudertrillingen worden gecontroleerd.
Regelmatig
uitgevoerde
onderhoudswerkzaamheden
levensduur van uw pomp of installatie.
Oliepeil tenminste wekelijks controleren en, indien
nodig, olie bijvullen.
Pomp
tenminste
controleren.
Lekkagehoeveelheid bij stopbuspakking tenminste
wekelijks controleren (zie hoofdstuk 6.2, paragraaf
"Sopbuspakking").
De regel- en controlemogelijkheden van eventueel
aanwezige afsluit-, spoel- of koelsystemen moeten
wekelijks qua functie worden gecontroleerd. De
koelwateruitlaat moet handwarm zijn.
Bij dubbele glijringdichting druk en debiet in de
glijringdichtingsruimte
wekelijks controleren.
Pompen die in verband met hun functie aan een
chemische aantasting resp. abrasieve slijtage zijn
blootgesteld, moeten periodiek op chemische of
abrasieve afslijting worden gecontroleerd. De
eerste inspectie moet na zes maanden worden
uitgevoerd.
Alle overige inspectie-intervallen
moeten op grond van de toestand van de pomp
worden vastgesteld.
6.7 Buitenbedrijfstelling
Schuif in de drukleiding vlak (max. 10 seconden)
voor het afschakelen van de motor sluiten. Niet
noodzakelijk, als een drukbelaste terugslagklep
aanwezig is.
Aandrijfmachine uitschakelen. Op rustige naloop
letten.
Schuif aan de zuigzijde sluiten.
Hulpkringlopen sluiten. Koelleidingen pas sluiten,
als de pomp afgekoeld is.
Bij vorstgevaar pomp, koelruimten en leidingen
volledig leegmaken.
7. Instandhouding, onderhoud
7.1 Algemene aanwijzingen
Instandhoudingswerkzaamheden en onderhoud
mogen alleen door geschoold en ervaren
personeel dat met de inhoud van deze
bedrijfshandleiding
servicepersoneel van de fabrikant worden
uitgevoerd.
LSN 100-dutch
Artikel nr. 771076041
lagertemperatuur
en
controle-
verlengen
wekelijks
op
dichtheid
observeren,
tenminste
vertrouwd
is
of
Blz. 15
Blijft de pomp ook bij stilstand onder druk en
temperatuur: Alle aanwezige afsluit-, spoel- en
koelsystemen ingeschakeld laten.
Afsluiting van de asafdichting moet ingeschakeld
blijven, als gevaar voor luchtaanzuiging bestaat
(bij toevoer uit vacuüminstallaties of bij parallel
bedrijf met gemeenschappelijke zuigleiding).
de
6.8 Tijdelijke opslag / Lange stilstand
en
6.8.1 Tijdelijke opslag van nieuwe pompen
de
Als de inbedrijfstelling lange tijd na de levering zal
plaatsvinden, raden wij voor de tijdelijke opslag van de
pomp volgende maatregelen aan:
Pomp op een droge plaats opbergen.
Eén keer per maand de pomp met de hand
doordraaien.
6.8.2 Maatregelen voor lange buitenbedrijfstelling
Pomp blijft ingebouwd met standby:
Met
regelmatige
proefdraaien met een duur van minstens 5
minuten
proefdraaien moet plaatsvinden hangt van de
installatie af, het moet echter minstens 1x per
week worden uitgevoerd.
6.8.3 Lange stilstand
Na een lange periode van stilstand kunnen de
stopbuspakkingen verhard zijn, zij moeten vóór
inbedrijfstelling
Inbedrijfstelling moet als eerste inbedrijfstelling
worden opgevat (zie hoofdstuk 6).
a) Gevulde pompen
Reservepompen 1x wekelijks even in- en meteen
weer
uitschakelen.
hoofdpomp inzetten.
Staat de reservepomp onder druk en temperatuur:
alle aanwezige afsluit-, spoel- en koelsystemen
ingeschakeld laten.
Na 2 jaar olie resp. vet van de lagers vervangen.
Stopbuspakking niet zo vast draaien dat hij
lekkagevrij is.
b) Leegstaande pompen
Minstens 1x per week met de hand doordraaien
(niet inschakelen wegens drooglopen).
Na 2 jaar olie resp. vet van de lagers vervangen.
Werkzaamheden aan de pomp of installatie
mogen alleen bij stilstand worden uitgevoerd.
Hoofdstuk 2 in ieder geval aanhouden.
7.2 Glijringdichtingen
door
Vóór het openen van de pomp in ieder geval
hoofdstuk 2 en hoofdstuk 8 aanhouden.
Bouwserie LSN
tussenpozen
worden
uitgevoerd.
Hoe
worden
Eventueel
moet
een
vaak
het
vervangen.
alternatief
als