Zorg dat de banden achter een spanning van 103 kPa
hebben. Een ongelijke bandenspanning kan leiden tot
onregelmatige maairesultaten. De bandenspanning
kan het best bij koude banden worden gecontroleerd.
Opmerking:
De voorbanden zijn semi-pneumatisch
en hoeven niet op spanning te worden gehouden.
Opmerking:
Gebruik geen interne coating of
schuimvulling in de banden.
De wielmoeren controleren
Onderhoudsinterval: Na de eerste 100 bedrijfsuren
Om de 500 bedrijfsuren
Controleer de wielmoeren en draai ze vast met een
torsie van 122 tot 129 Nm.
De moeren van de
wielnaven controleren
Onderhoudsinterval: Na de eerste 100 bedrijfsuren
Om de 500 bedrijfsuren
Controleer of het koppel van de ingekeepte moer 373
tot 475 Nm bedraagt.
Lagers van draaipunt van
zwenkwiel afstellen
Onderhoudsinterval: Om de 500 bedrijfsuren/Jaar-
lijks (houd hierbij de kortste periode
aan)
1. Zet de snelheidshendel in de
om de machine te stoppen.
2. Schakel de aftakas uit, schakel de parkeerrem
in, stop de motor, en wacht totdat alle
bewegende delen tot stilstand zijn gekomen.
Figuur 51
NEUTRAAL
3. Verwijder de stofkap van het zwenkwiel en trek
de borgmoer aan
4. Trek de borgmoer aan totdat de schotelveren
vlak liggen en draai de moer dan 1/4 slag terug
om de voorspanning op de lagers in te stellen
(Figuur 52
Belangrijk:
juist zijn geplaatst zoals in
Figuur
5. Plaats de stofkap.
g001055
1. Veerringen
2. Borgmoer
-stand
1. Schotelveren
45
(Figuur 52
en
en
Figuur
53).
Controleer dat de schotelveren
53.
Figuur 52
Voorzwenkwiel
3. Stofkap
Figuur 53
Zwenkwiel achter
Figuur
53).
Figuur 52
en
g001297
g006850