REMKO HTL 200-EC / 250-EC
Warme luchtverdeling
De apparaten zijn voorzien van
een speciale krachtige ventilator.
Deze ventilator is vervaardigd
om de verwarmde lucht,
overeenkomstig de desbetreffende
vereisten, gericht en effectief
te transporteren.
De verdeling van de lucht
geschiedt bij voorkeur via
pijpleidingen of speciale warme
lucht- resp. folieslangen.
De mogelijke lengtes zijn
afhankelijk van de weerstanden
van de gebruikte luchtgeleidingen
aan de luchtzijde.
AANWIJZING
De warme luchtslangen
mogen uitsluitend in compleet
uitgetrokken toestand en zonder
opwikkelingen worden gebruikt.
Bij het gebruik van warmeluchtslangen
moeten absoluut de volgende punten
worden opgevolgd:
Uitsluitend de door ons vrijgegeven
■
warme luchtslangen (accessoire)
mogen worden gebruikt
De binnenste overlappingen
■
op de naden van de warme
luchtslangen moeten in
de luchtrichting wijzen
Neem een veilige bevestiging
■
van de leidingen resp. slangen
op de uitblaassteunen van de
apparaten in acht
Om warmtestuwing te
■
vermijden, mogen er geen
scherpen knikken en buigingen
in de slanggeleiding ontstaan
Bij voorkeur dienen wikkelvouwbuizen
■
te worden gebruikt
8
Warme lucht- resp. folieslangen
■
moeten zo mogelijk alleen voor
rechte luchtgeleidingen worden
gebruikt
Folieslangen mogen niet
■
worden verdraaid
Bij het verwarmen van gesloten
■
ruimtes via warme luchtgeleidingen
mag geen te hoge overdruk
worden opgebouwd
Bij hogere aanzuigtemperaturen
■
of weerstand van
de apparaatuitlaat kan
de ventilator-oliebrander
tijdens het stoken door
de temperatuursensor (TW)
kortstondig worden uitgeschakeld
Zodra de temperatuur weer
daalt, wordt de brander
automatisch opnieuw gestart!
Bij te korte taktintervallen
■
moet de lengte van de warme
luchtgeleiding worden
gecontroleerd
AANWIJZING
Een cyclusbedrijf van de ventilator-
oliebrander (looptijden van nog
geen 5 minuten) moeten absoluut
worden vermeden.
AANWIJZING
Bij optredende ophopingswarmte
wordt het verwarmingsbedrijf door
de STB permanent onderbroken!
AANWIJZING
De maximale
luchtaanzuigtemperatuur mag
niet meer zijn dan 30 °C.
Bedrijfsmodi
De apparaten kunnen in de frisse
lucht-, circulatie-, of gemengd
luchtbedrijf worden gebruikt.
Frisse luchtbedrijf
De aanzuiging geschiedt ter plaatse
aan de achterzijde van het apparaat.
Schematische weergave (voorbeeld)
Warme lucht
Apparaat opstelling
buitenshuis:
100% Frisse luchtbedrijf
Frisse lucht
Circulatiebedrijf
Voor een zuiver circulatiebedrijf
zijn aan de aanzuigzijde
buiswartels (accessoire) vereist.
AANWIJZING
Luchtgeleidingen aan
de aanzuigzijde moeten
altijd in een vormbestendige
uitvoering (geen instabiele
slangen) worden uitgevoerd.
Bij een opstelling in de buitenlucht
moet voor de circulatieluchtaanzuiging
bij voorkeur wikkelvouwbuizen
of dergelijke worden gebruikt.
Schematische weergave (voorbeeld)
Warme lucht
Apparaat opstelling
buitenshuis:
100% circulatiebedrijf,
bedrijf met gemengde
lucht of frisse lucht
Gemengde lucht
Circulatie
Frisse lucht