REMKO HTL 200-EC / 250-EC
Veiligheidsinstructies
Bij het gebruik van het apparaat moeten in
principe altijd de desbetreffende plaatselijke
bouw- en brandveiligheidsvoorschriften
evenals de voorschriften van de
ongevallenverzekering in acht worden
genomen.
De apparaten mogen alleen
■
door personen worden bediend,
die geïnstrueerd zijn over
de bediening van de apparaten
De apparaten moeten zo
■
opgesteld en in bedrijf gesteld
worden, dat personen niet
in gevaar worden gebracht door
verbrandingsgassen, warme
lucht en stralingswarmte en er
geen branden kunnen ontstaan
De apparaten moeten stabiel
■
worden opgesteld
De apparaten mogen uitsluitend
■
in ruimtes worden gebruikt
als de apparaten een voor
de verbanding voldoende
luchthoeveelheid krijgen toegevoerd
De apparaten mogen zonder
■
rookgasuitvoer alleen in goed
geventileerde ruimtes worden
gebruikt. Het continu oponthoud
van personen in de opstellingsruimte
is niet toegestaan.
Er moeten overeenkomstige
verbodsborden op de ingangen
worden aangebracht
Er moet een veiligheidszone van
■
1,5m rondom de apparaten,
ook bij de niet brandbare
voorwerpen, in acht worden
genomen
De apparaten mogen uitsluitend
■
op een vlakke, niet brandbare
ondergrond worden geplaatst
De apparaten mogen
■
nooit in een brand- en
explosiegevaarlijke omgeving
worden gebruikt
4
Alle elektrische kabels van
■
de apparaten moeten worden
beschermd tegen beschadiging,
bijv. door dieren
De apparaten mogen niet
■
worden blootgesteld aan
directe waterstralen
bijv. hogedrukreiniger enz.
Ter plaatse gewijzigde
■
brandstofreservoirs mogen
uitsluitend met in acht neming van
de technische voorschriften voor
brandbare vloeistoffen "TRBF 210
en 280" worden opgesteld
De aanzuigbeschermroosters
■
moeten altijd vrij zijn van vuil
en losse voorwerpen
Nooit vreemde voorwerpen
■
in de apparaten steken
Voor alle werkzaamheden
■
aan het apparaat moet de
netstekker uit de contactdoos
zijn verwijderd
Veiligheidsinrichtingen mogen niet
■
worden overbrugd of geblokkeerd
De met de bediening van
■
de apparaten belaste personen
moeten de apparaten voor
aanvang van het werk op zichtbare
gebreken aan de bedienings-
en veiligheidsinrichtingen
evenals op de aanwezigheid
van de beveiligingsinrichtingen
controleren.
Worden er gebreken
vastgesteld, dan moet
de persoon die toezicht houdt
op de hoogte worden gesteld
AANWIJZING
Er mogen uitsluitend
constructiegeteste ventilator-
oliebranders in WLE-uitvoering
volgens DIN 4787
en DIN-EN 267 worden gebruikt.
Bij defecten die de bedrijfszekerheid
■
van de apparaten in gevaar
brengen, dient het betreffende
apparaat buiten bedrijf te worden
gesteld
De apparaten moeten,
■
in overeenstemming met
de voorwaarden voor gebruik,
indien noodzakelijk, echter
ten minste één keer per jaar,
door een deskundige worden
gecontroleerd op hun correcte
toestand voor gebruik.
De branders moeten
worden gecontroleerd
op verbrandingsgassen
De apparaten mogen voor
■
het verwarmen van ruimtes
uitsluitend worden gebruikt met
een ruimtethermostaat
LET OP
De apparaten mogen uitsluitend
in goed geventileerde ruimtes
en niet in woonruimtes
of soortgelijke verblijfsruimtes
worden opgesteld.
AANWIJZING
De apparaten zijn niet
ontworpen voor een
permanente vaste installatie.
LET OP
De apparaten mogen nooit vóór
het verstrijken van de algehele
nakoelfase (met uitzondering van
noodsituaties) worden losgekoppeld
van de stroomvoorziening.
AANWIJZING
Voor een optimaal gebruik
mogen de apparaten niet worden
gebruikt bij een omgevingstem-
peratuur die hoger is dan 25 °C.