Controles voor de ingebruikneming, vervolg
• Batterijen (elektrisch voertuig): Controleer het elektrolyt: het peil moet voldoende zijn (zie Figuur 37, pagina 50).
Controleer de batterijklemmen. De kabels moeten goed vastzitten en mogen geen corrosie vertonen. Laad de
batterijen volledig voor u het voertuig voor het eerst gebruikt.
• Stappen-potentiometer (Carryall I elektrische voertuigen): Verifieer voor het gebruik dat het deksel van de
potentiometer goed gesloten is.
• Benzinemotor: Controleer het oliepeil (zie Motorolie, pagina 48).
• Brandstof (benzinemotor): Controleer het brandstofpeil (zie Instructies voor het tanken, pagina 28).
WAARSCHUWING
• VERWIJDER HET PLASTIC VAN DE ZITTING VOOR U HET VOERTUIG GEBRUIKT. DIT NEGEREN KAN
BRAND, MATERIËLE SCHADE EN ERNSTIGE OF DODELIJKE VERWONDINGEN VEROORZAKEN.
DE GOEDE WERKING CONTROLEREN
Nadat u zich vertrouwd hebt gemaakt met de bedieningen van het voertuig en de instructies hebt gelezen en begrepen,
maakt u een proefrit. Gebruik de volgende lijst bij de inspectie van het nieuwe voertuig. Eventuele defecten mogen uitsluitend
hersteld worden door uw Carryall distributeur/dealer of een getrainde monteur.
Alle voertuigen:
• Remmen: Verifieer dat ze goed werken. Wanneer de rempedaal met matige kracht volledig wordt ingedrukt, mag hij
niet meer dan halfweg tot de vloer gaan. Het voertuig moet vlot en zonder slippen tot stilstand komen; Carryall I
voertuigen moeten binnen de 5 m stoppen, alle andere Carryall voertuigen moeten binnen de 5,5 m stoppen. Indien
het pedaal dieper dan de helft kan worden ingedrukt of het voertuig niet binnen de 5 m stopt, moet u het remsysteem
laten controleren en zo nodig bijstellen. Het remsysteem moet altijd zo afgesteld zijn dat de pedaal niet tot tegen de
vloer ingedrukt kan worden.
• Parkeerrem: De ingeschakelde parkeerrem moet de wielen blokkeren en het voertuig immobiliseren (op hellingen
van maximum 20%). Bij een druk op de snelheidspedaal of de rempedaal moet de parkeerrem vrijkomen.
• Achteruitzoemer: De achteruitzoemer moet een waarschuwingssignaal geven wanneer het voertuig in achteruit
geschakeld is.
• Besturing: het voertuig moet gemakkelijk te besturen zijn, zonder speling op het stuur.
• Snelheidspedaal:
Alle Carryalls behalve de Carryall II Plus met Key Start en de Carryall VI met benzinemotor: Wanneer het
contactslot op ON (aan) staat en de vooruit/achteruit-hendel op FORWARD (vooruit), moet bij het indrukken van het
snelheidspedaal de motor starten. Het voertuig moet nu vlot zijn maximumsnelheid bereiken. Bij het loslaten van het
pedaal moet deze naar zijn aanvankelijke positie terugkeren, terwijl de motor stopt. Alle Carryall-voertuigen (benzine
of elektrische motor) hebben in achteruit een lagere snelheid.
Carryall II Plus met Key Start en Carryall VI met benzinemotor: Na het starten van de motor met de contactsleutel
moet het voertuig vlot de topsnelheid bereiken wanneer de snelheidspedaal wordt ingedrukt. Bij het loslaten van het
snelheidspedaal moet hij naar zijn oorspronkelijke stand terugkeren en moet de motor stationair draaien.
• Toerenregelaar (benzinemotor): Controleer de maximumsnelheid van het voertuig. Alle elektrische Carryalls en de
Carryall I en Carryall Turf II moeten op vlak terrein 19-24 km/u rijden. De Carryall II en Carryall VI met benzinemotor
moeten op vlak terrein 23-26 km/u rijden. De Carryall II Plus moet op vlak terrein 27-29 km/u rijden. Alle Carryall-
voertuigen hebben in achteruit een lagere snelheid.
• Algemeen: Luister of u geen ongewone geluiden zoals geknars of geratel hoort. Controleer het rijgedrag en de
prestaties van het voertuig. Laat alle afwijkingen controleren door uw CLUB CAR distributeur of een getrainde
monteur.
16