Elektriciteitseisen
4–2
GEREEDMAKEN VAN DE RUIMTE VÓÓR DE INSTALLATIE
De maximale kabellengte is:
•
12 m (11,89 m.) in 100-130 V
•
24 m (26 yd.) in 230-240 V
Voor langere kabels neemt de doorsnede overeenkomstig toe, bijv. 3 mm
kabel van 32 m (35 yd.) in 240 V.
BELANGRIJK
U moet een dikte kiezen die overeenkomt van de van kracht zijnde wetgeving
voor dat specifieke land.
Het apparaat is geschikt voor:
•
100/110/130 V
•
230/240 V
De zichtbare kabelweerstand moet minder of gelijk zijn aan:
•
Ω
0,2
in 110/130 V
•
Ω
0,5
in 230/240 V
Het röntgenapparaat moet een vaste aansluiting hebben op het elektriciteitsnet.
Tabel 4–1
Optionele werkspanningen van het apparaat
Nominale spanning
(onbelast)
100 V/110 V/ 130 V
230 V/240 V
BELANGRIJK
De maximale kabelvoeding wordt verkregen door de volgende instructies
voor het aansluiten van de voedingskabel van de generator. De maximale
spanningsfluctuatie op de kabel mag bij belasting niet meer zijn dan 3%.
WAARSCHUWING
Als andere apparatuur op dezelfde kabel is aangesloten, kunnen
interferentieschommelingen en spanningsfluctuaties ertoe leiden dat uw
röntgenapparaat abnormaal functioneert. Ter voorkoming van elektrische
schokken, moet u verbinding met de aarde maken.
Minimaal
Maximaal
90 V
144 V
207 V
264 V
2
(12 AWG) voor een
Maximale netstroom
12 A
5 A