2.6 Beschrijving van het toestel
WPC....cool
2.6.1 Werkingsschema WPC....cool
1 Brine-uittrede
2 Brine-intrede
3 Verwarmingsretourleiding
4 Verwarmingsaanvoerleiding
5 Warmwater
6 Koudwater
7 Driewegklep (warmwater)
8 Elektr. naverwarming (2e WB)
9 Condensor
10 Warmtewisselaar (koelen)
11 Verwarmingscirculatiepomp
12 Hogedrukbegrenzing
13 Compressor
14 Warmtewisselaar (warmwater)
15 Warmwaterboiler
16 Expansieventiel
17 Kijkglas
18 Filterdroger
19 Lagedrukbeveiligingsschakelaar
20 condens-opvangbak
21 Verdamper
22 Driewegklep (brine)
23 Brinepomp
2.6.2 Werkingsprincipe WPC....cool
Het brine-warmtebronmedium gaat de
verdamper (21) van de warmtepomp
binnen. Hier wordt nu warmte aan de brine
onttrokken, zodat de brine de warmtepomp
vervolgens met een lage temperatuur verlaat.
De energie die door de warmtepomp
bruikbaar gemaakt is, wordt in de condensor
(9)
op het verwarmingswater overgedragen.
Het verwarmingswater geeft zijn warmte
vervolgens af aan het verwarmingscircuit,
of het wordt voor verwarming van het
warmwater omgeleid met behulp van de
3-wegklep (7) in de warmtewisselaar (14) die
in de warmwaterboiler (15) is ingebouwd.
De elektrische naverwarming
2e WB) wordt geactiveerd als er voor
de warmwaterverwarming hogere
temperaturen nodig zijn dan de maximale
aanvoertemperatuur van de warmtepomp.
Bovendien kan deze naverwarming, indien de
warmtebehoefte van het verwarmingssysteem
groter is dan de verwarmingscapaciteit
van de warmtepomp, in de resterende
warmtebehoefte voorzien.
Voor het koelen wordt de brine met behulp
van een andere driewegklep (22) door een
extra warmtewisselaar (10) gepompt en ont-
trekt warmte aan het verwarmingswater.
2.7 Bediening en werking
alleen bestemd voor de installateur.
De in het toestel ingebouwde
warmtepompmanager WPMi regelt de
complete verwarmingsinstallatie. Op de WPMi
worden alle vereiste instellingen vóór en
tijdens het bedrijf doorgevoerd.
20
(8)
(interne
Afb. 8
Alle instellingen in de inbedrijfnamelijst van
de warmtepompmanager WPMi dienen te
worden uitgevoerd door de installateur.
Normaliter hoeft de installatie in de
zomer niet te worden uitgeschakeld,
omdat de WPMi is voorzien van een
automatische zomer-/winteromschakeling.
Als de installatie buiten bedrijf wordt gesteld,
dient de WPMi op stand-by te worden gezet.
Zo blijven de beveiligingsfuncties van de
installatie gehandhaafd (b.v. vorstbeveiliging).
Indien de warmtepompinstallatie zodanig
buiten bedrijf wordt gesteld, dat deze
elektrisch van het net wordt gescheiden, dient
van de gehele installatie al het water en de
brine afgetapt te worden om bevriezing te
voorkomen.
Open hiertoe de bovenste deur en verwijder
de onderste deur (afb. 11).
De installatie kan via de volgende vul- en
aftapkranen worden afgetapt (zie afb. 3, blz.
13):
. Pos. 15 aan de zijde van de verwarming
. Pos. 18 Warmwaterboiler
. Pos. 24 Bij het brinewater
. Pos. 36 Warmtewisselaar warmwater