OPWARMPROGR
7
Opwarmprogramma voor
vloerverwarming
Er zijn in totaal 6 parameters voor het
opwarmprogramma.
Zodra het opwarmprogramma wordt
geactiveerd, kunnen de 6 parameters na
elkaar worden versteld. Het programma
wordt met de parameter OPWARMPROGR
en met de instelling „AAN" gestart.
Vervolgens wordt er verwarmd tot de
ingestelde sokkeltemperatuur (parameter
SOKKELTEMP) bereikt is. Gedurende de
ingestelde tijd (parameter TIJD-E-OPWARM)
wordt de sokkeltemperatuur aangehouden.
Na het verstrijken van deze tijd wordt er met
een verhoging K/dag (parameter
VERHOGING/DAG) verwarmd tot de
maximum sokkeltemperatuur (parameter
OPWARMTEMP-MAX) bereikt is.
Gedurende de ingestelde tijd (parameter
MAX-CONTINUTEM) wordt de maximum
temperatuur aangehouden. Vervolgens wordt,
in dezelfde stappen als bij het opwarmen, de
temperatuur weer verlaagd.
Hiermee is het opwarmprogramma
beëindigd.
Zodra er 2 verwarmingscircuits actief zijn,
functioneren beide circuits volgens het
opwarmprogramma (werking met
bufferreservoir en mengcircuit).
Het directe verwarmingscircuit 1
(bufferreservoir met retourvoeler) neemt de
ingestelde waarden uit het
opwarmprogramma over. Aangezien er via de
retourvoeler gereguleerd wordt, is de
werkelijke temperatuur in het bufferreservoir
bij de aanvoer voor de verwarming hoger. De
mengkraan (verwarmingscircuit 2) brengt de
temperatuur weer terug tot de ingestelde
waarde uit het opwarmprogramma
(sokkeltemperatuur en maximum
temperatuur)
Belangrijk is dat bij het bedrijf met 2
verwarmingscircuits alleen de
mengcircuitpomp werkt.
Als alleen het directe verwarmingscircuit 1 in
bedrijf is, wordt er tevens via de retourvoeler
gereguleerd. Aangezien de werkelijke
temperatuur in het bufferreservoir bij de
aanvoer voor de verwarming hoger is, wordt
er in dat geval van de ingestelde waarden uit
het opwarmprogramma (sokkeltemperatuur
en maximum temperatuur) 5K afgetrokken.
Tijdens het opwarmprogramma loopt het
zomerbedrijf niet.
8
ZOMERBEDRIJF
Onder de parameter ZOMERBEDRIJF kan
vastgelegd worden vanaf welk tijdstip de
verwarmingsinstallatie naar het zomerbedrijf
moet switchen. Het zomerbedrijf kan uit- of
ingeschakeld worden. In totaal zijn er 2
verstelbare parameters voor de functie.
Onder de parameter BOUWWIJZE kan
gekozen worden voor het vergelijken van de
actuele buitentemperatuur met de ingestelde
buitentemperatuur (instelling 0), of voor het
bepalen van een gemiddelde
temperatuurwaarde, afhankelijk van de
bouwwijze (instelling 1, 2 en 3), van de
buitentemperatuur. In beide gevallen
schakelen, als de actuele of de vastgelegde
buitentemperatuur ³ is dan de ingestelde
buitentemperatuur, de twee
verwarmingscircuits (indien voorhanden) naar
het zomerbedrijf (terugschakelhysterese –1 K).
In het display wordt bij gesloten klepje het
zomerbedrijf weergegeven.
Bij vaste-waardenregeling is het zomerbedrijf
voor het 1e verwarmingscircuit niet actief.
Parameter BUITENTEMP:
Instelbare buitentemperatuur 10 °C tot 30 °C
Parameter BOUWWIJZE:
Instelling „0": geen demping van de
buitentemperatuur. De gemiddelde en de van
de bouwwijze afhankelijke
buitentemperatuur zijn gelijk aan de actuele
buitentemperatuur ; directe vergelijking tussen
ingestelde en actuele buitentemperatuur.
Instelling „1": lichte demping (24 uur vorming
van gemiddelde waarde) van de
buitentemperatuur, bijv. houtconstructie met
snelle warmtedoorgang.
Instelling „2": gemiddelde demping (48 uur
vorming van gemiddelde waarde) van de
buitentemperatuur, bijv. muur met warmte-
isolatie met gemiddelde warmtedoorgang.
Instelling „3": sterke demping (72 uur vorming
van gemiddelde waarde) van de
buitentemperatuur, huis met langzame
warmtedoorgang.
INSCH POMP
9
Pompbesturing verwarmingscircuit
De parameter INSCH POMP geldt
alleen voor het directe
verwarmingscircuit 1, dus voor
verwarmingscircuitpomp 1.
De parameter kan AAN of UIT geschakeld
worden. In de instelling UIT loopt de
verwarmingscircuitpomp niet cyclisch. De
pomp loopt continu en wordt alleen in het
zomerbedrijf uitgeschakeld.
Zodra de parameter op AAN wordt gezet,
wordt de verwarmingscircuitpomp volgens
een vast temperatuurverloop door de
buitentemperatuur ingeschakeld.
De inschakelimpuls voor de
verwarmingscircuitpomp bedraagt altijd 5
minuten.
De verwarmingscircuitpomp voor het VK1
begint bij elke start van de warmtepomp
eveneens te lopen. Na het uitschakelen van
de warmtepomp loopt de
verwarmingscircuitpomp nog 5 minuten door.
Hierbij is de inschakelduur van belang. Bijv. bij
een buitentemperatuur van 5 °C start de
pomp 3 keer per uur, gedurende telkens 5
minuten.
Zodra de verwarmingscircuitpomp wordt
uitgeschakeld, wordt de retourvoeler
onderdrukt. Elke keer als de
verwarmingscircuitpomp opnieuw wordt
gestart, wordt de retourvoeler gedurende 3
minuten onderdrukt.
33