HOOFDSTUK 2 - VERANTWOORDELIJKHEID VAN GEBRUIKER, VOORBEREIDING EN INSPECTIE VAN MACHINE
11. Functiecontrole – Wanneer de inspectieronde is vol-
tooid, moet een functiecontrole van alle systemen wor-
den uitgevoerd op een plaats waar zich geen obstakels
op of boven de grond bevinden. Zie Hoofdstuk 4 voor
specifieke bedieningsinstructies.
12. Controle van giekbesturingssysteem - Controleer het
giekbesturingssysteem zoals aangegeven in dit hoofdstuk.
WAARSCHUWING
ALS DE MACHINE NIET GOED WERKT, MOET DEZE ONMIDDELLIJK
WORDEN UITGEZET! MELD HET PROBLEEM AAN HET BETREFFENDE
ONDERHOUDSPERSONEEL. BEDIEN DE MACHINE PAS WANNEER DEZE
HIERVOOR VEILIG IS VERKLAARD.
3123302
Functiecontrole
Voer de functiecontrole als volgt uit:
1. Vanaf de grondbedieningsconsole zonder lading op
het platform:
a. Controleer of alle beschermkappen die de schake-
b. Bedien alle functies om te verzekeren dat deze naar
c. Controleer de hulpvoeding om te verzekeren dat
d. Overtuig u ervan dat alle machinefuncties uitge-
e. Overtuig u ervan dat alle giekfuncties stoppen wanneer
2. Controleer het giekbesturingssysteem. Zie de controle-
procedure voor het giekbesturingssysteem verderop in
dit hoofdstuk.
– JLG Hoogwerker –
laars of sloten beschermen zijn aangebracht.
behoren werken.
deze naar behoren werkt.
schakeld worden wanneer de noodstopknop
wordt ingedrukt.
de functieactiveringsschakelaar wordt losgelaten.
2-5