• Hef het platform niet en rijd niet met geheven platform op
een hellende, ongelijke of zachte ondergrond.
• Controleer de toegestane capaciteit van het oppervlak
alvorens op vloeren, bruggen, trucks en andere opper-
vlakken te rijden.
• Overschrijd nooit de maximumcapaciteit van het platform.
Verdeel de lading gelijkmatig over de vloer van het platform.
• Hef het platform niet en rijd niet met geheven platform tenzij
de machine op een stevige, horizontale ondergrond staat.
• Zorg dat het chassis van de machine op een afstand van
minstens 0,6 m (2 ft) blijft van kuilen, oneffenheden, steile
hellingen, obstakels, afval, bedekte kuilen en andere
mogelijke gevaren op de vloer/ondergrond.
• Duw of trek geen voorwerpen met de giek.
• Probeer nooit de machine als hijskraan te gebruiken.
Bevestig de machine niet aan nabijgelegen constructies.
• Bedien de machine niet bij een windsnelheid van meer
dan 12,5 m/s (28 mph). Raadpleeg Tabel 1-2, Schaal van
Beaufort (uitsluitend ter referentie).
• Vergroot het oppervlak van het platform of de lading niet.
Een groter aan de wind blootgesteld oppervlak vermindert
de stabiliteit.
• Vergroot het platform niet met niet-toegestane verleng-
stukken of toevoegingen.
3123302
HOOFDSTUK 1 - VEILIGHEIDSMAATREGELEN
• Als de giek of het platform in een stand staat waarbij één of
meer wielen van de grond zijn, moet iedereen van de machine
worden gehaald voordat getracht wordt de machine te stabili-
seren. Maak gebruik van hijskranen, vorkheftrucks of ander
geschikt materieel om de machine te stabiliseren.
Gevaar voor beknelling en botsing
• Alle machinisten en grondpersoneel moeten een goedge-
keurde helm dragen.
• Controleer het werkterrein op vrije ruimte boven, aan de
zijkanten van en onder het platform bij het heffen of neer-
laten van het platform en bij het rijden.
• Houd alle lichaamsdelen tijdens bedrijf binnen de plat-
formleuning.
– JLG Hoogwerker –
1-7