CONTROLES BIJ EN NA DE EERSTE INBEDRIJFSTELLING
Na het opstarten moet gecontroleerd worden of de
verwarmingsketel een uitschakeling en vervolgens een
inschakeling uitvoert.
- Druk op de hoofdschakelaar van het bedieningspaneel
- Druk op de toets (5) om van de modus "Automatisch"
(s) naar "Beveiliging" (b) te gaan en omgekeerd.
Controleer of de circulatiepompen vrij en in de goede
richting draaien.
Controleer de totale uitschakeling van de verwarmings-
ketel door de algemene schakelaar van de installatie op
"uit" te zetten.
Als aan alle voorwaarden is voldaan, de verwarmingske-
tel weer opstarten, kort (max. 3 sec.) op de toets schoor-
steenveger (p) drukken en de verbrandingsanalyse uit-
voeren.
Om de functie schoorsteenveger te verlaten opnieuw op
de toets (p) drukken.
b
Zorg voor de installatie van een rookgasafvoer-
kanaal dat voorzien is van een aansluitpunt voor
inspectie van de verbrandingsanalyse.
TIJDELIJKE UITSCHAKELING
In geval van tijdelijke afwezigheid, weekenden, korte
trips, etc. als volgt te werk gaan:
- Druk op de toets (5) totdat de modus "Beveiliging" (b)
is bereikt.
Bij aanwezigheid van elektrische voeding, gesignaleerd
door het brandende display, en brandstoftoevoer, is de
verwarmingsketel beveiligd door de functie vorstbevei-
liging.
Vorstbeveiliging ketel: wanneer de temperatuur in de
ketel lager is dan 5°C wordt de brander met max.ver-
mogen ingeschakeld tot de keteltemperatuur het min.
Setpoint bereikt (par.2210).
Vorstbeveiliging installatie: uitsluitend actief bij aanslui-
40
TECHNISCHE SERVICEDIENST
Keteltemperatuur
Temperatura caldaia
Keteltemperatuur
ting op een externe sonde. Als de buitentemperatuur
lager is dan -4°C activeren de pompen zich, als de bui-
tentemperatuur tussen de -5° e 1,5°C bevindt activeren
de pompen zich gedurende 10 minuten met tussenpozen
van 6 uur; als de buitentemperatuur hoger is dan 1,5°C
schakelen de pompen zich uit.
5
O N
O F F
5