HET WATER IN VERWARMINGSINSTALLATIES.
AANWIJZINGEN VOOR ONTWERP, INSTALLATIE EN BEHEER VAN VERWARMINGSINSTALLATIES.
1. Chemisch-fysische eigenschappen
De chemisch-fysische eigenschappen van het water moeten overeenkomen met de Europese norm EN 14868 en onder-
staande tabellen:
STALEN GENERATOREN
met Vuurhaardvermogen < 150 kW
Water eerste
pH
Hardheid
°fH
Elektrische
geleidbaar-
μS/cm
heid
Chloriden
mg/l
Sulfiden
mg/l
Nitriden
mg/l
Ijzer
mg/l
(*) waarden van het water in de installatie na 8 weken bedrijf
Algemene opmerking omtrent het bijvulwater:
- wanneer er wordt bijgevuld met onthard water moet er 8 weken na het bijvullen opnieuw gecontroleerd worden of het
aanwezige water binnen de limietwaarden ligt en met name de elektrische geleidbaarheid
- wanneer er wordt bijgevuld met gedemineraliseerd water is er geen controle noodzakelijk.
2. De verwarmingsinstallaties
b
Mogelijk bijvullen mag niet via een automatisch systeem plaatsvinden, maar manueel en moet in het serviceboekje
van de installatie genoteerd worden.
b
Bij een systeem met meerdere ketels moeten ze tijdens de eerste periode van werking ofwel allemaal tegelijk in
bedrijf worden gesteld of zeer kort na elkaar, zodat de geringe aanvankelijke kalkaanslag gelijkmatig verdeeld
wordt.
b
Nadat de installatie tot stand is gebracht moet een spoelcyclus gedraaid worden om mogelijke bewerkingsresten
uit het systeem te verwijderen.
b
Vul- en mogelijk bijvulwater moet altijd gefilterd worden (filters met synthetisch of metaalnet met filtervermogen
van minstens 50 micron) om neerslag en dus caverneuze corrosieverschijnselen te voorkomen.
b
Bij bestaande installaties moet het verwarmingssysteem eerst naar behoren gereinigd en gespoeld en daarna pas
gevuld worden. De ketel mag pas gevuld worden nadat het verwarmingssysteem gespoeld is.
2.1 Nieuwe verwarmingsinstallaties
De eerste vulling van de installatie dient traag te gebeuren; wanneer het systeem eenmaal gevuld en ontlucht is hoeft
het eigenlijk niet meer bijgevuld te worden.
Tijdens de eerste inschakeling moet de installatie de max.bedrijfstemperatuur bereiken ter bevordering van de ontluch-
ting (bij een te lage temperatuur kunnen de gassen niet ontsnappen).
Reeds aanwe-
vulling
zig water (*)
6-8
7,5-9,5
< 10
< 10
< 150
< 20
< 20
< 20
< 0,5
STALEN GENERATOREN
met Vuurhaardvermogen > 150 kW
Water eerste
pH
Hardheid
°fH
Elektrische
geleidbaar-
μS/cm
heid
Chloriden
mg/l
Sulfiden
mg/l
Nitriden
mg/l
Ijzer
mg/l
Reeds aanwe-
vulling
zig water (*)
6-8
7,5-9,5
< 5
< 5
< 100
< 10
< 10
< 10
< 0,5
INSTALLATEUR
25