13. Stuurkeuze. (Indien aanwezig)
Als de machine is uitgerust met vierwielbesturing, kan de
werking van het stuursysteem door de machinist worden
geselecteerd. Met de middelste stand van de schakelaar
is conventionele voorwielbesturing mogelijk, zonder
beïnvloeding van de achterwielen. Dit is voor normaal rij-
den bij maximale snelheid. De vooruit-stand is bedoeld
voor de "hondegang". In deze modus worden zowel de
voor- als achterassen in dezelfde richting gestuurd, waar-
door het chassis zijwaarts naar voren kan bewegen. Deze
functie kan worden gebruikt om de machine in nauwe
doorgangen of tegen gebouwen te plaatsen. De terug-
stand is bedoeld voor "gecoördineerd" sturen. In deze
modus worden de voor- en achterassen in tegenoverge-
stelde richting gestuurd om een zo klein mogelijke draai-
cirkel tot stand te brengen waardoor de machine in
krappe ruimtes manoeuvreerbaar is.
Om de voor- en achterassen opnieuw te synchroniseren,
worden de achterste aangedreven wielen in de stand
vooruit rijden geplaatst door hondegang of gecoördi-
neerd sturen te kiezen, en vervolgens wordt sturen voor
(middelste stand van de schakelaar) gekozen om de nor-
male stuurfunctie te gebruiken.
3122323
HOOFDSTUK 3 - BEDIENINGSELEMENTEN EN INDICATORS
14. Start/hulpvoeding.
Wanneer de schakelaar naar voren wordt geduwd, wordt
de startmotor geactiveerd om de motor te starten.
Wanneer de schakelaar naar achteren wordt geduwd,
wordt de elektrisch bediende hydraulische pomp geacti-
veerd. (De schakelaar moet ingeschakeld blijven zolang
de hulppomp wordt gebruikt.)
De hulppomp zorgt voor voldoende oliestroom om de
basisfuncties van de machine te laten werken als de
hoofdpomp of motor uitvalt. De hulppomp zorgt ervoor
dat de hef- en uitschuiffuncties van de torengiek en de
hoofdgiek en de zwenkfunctie kunnen werken.
15. Indicatorpaneel.
Het LED-indicatorpaneel bevat indicatorlichtjes die pro-
blemen of bedrijfsfuncties aangeven tijdens de bediening
van de machine.
– JLG Hoogwerker –
3-11