HOOFDSTUK 3. BEDIENINGSELEMENTEN EN INDICATORS
3.1
ALGEMEEN
DE FABRIKANT HEEFT GEEN RECHTSTREEKS TOEZICHT OP DE
TOEPASSING EN BEDIENING VAN DE MACHINE. DE GEBRUIKER EN
MACHINIST ZIJN VERANTWOORDELIJK VOOR HET VOLGEN VAN
GOEDE VEILIGHEIDSPROCEDURES.
Dit hoofdstuk geeft de nodige informatie om de
bedieningsfuncties te kunnen begrijpen.
3.2 BEDIENINGSELEMENTEN EN
CONTROLELAMPJES
OPMERKING: Deze machine is uitgerust met bedieningspane-
len die symbolen bevatten om de bedieningsfunc-
ties aan te geven. Zie de sticker die zich op het
scherm vóór de bedieningskast of op het grond-
bedieningspaneel bevindt voor deze symbolen en
de overeenkomstige functies.
3122323
HOOFDSTUK 3 - BEDIENINGSELEMENTEN EN INDICATORS
Grondbedieningsstation
(Zie Figuur 3-1., Grondbedieningsstation - 800S en Figuur 3-1.,
Grondbedieningsstation - 860SJ)
OPMERKING: Wanneer de voedings/noodstopschakelaar in de
WANNEER DE MACHINE WORDT UITGESCHAKELD, MOET DE HOOFD/
NOODSTOPSCHAKELAAR IN DE STAND "UIT" WORDEN GEZET OM TE
VOORKOMEN DAT DE ACCU WORDT UITGEPUT.
OPMERKING:De functieactiveringsschakelaar, indien
aanwezig, moet ingedrukt worden gehouden
om de hoofdgiek in en uit te schuiven, te
zwenken, de hoofdgiek te heffen, de jib te heffen, het
automatisch rechtzetten van het platform op te heffen en
het platform te draaien.
– JLG Hoogwerker –
stand "Aan" staat en de motor niet draait, klinkt
een alarm dat aangeeft dat het contactslot is
ingeschakeld.
3-1