RMC 621
Endress+Hauser
Instructies voor verschildrukmeting
Kies bij verschildrukmetingen s.v.p. "speciale flow/verschildruk" als flowsensor, ook
indien door de verschildruksensor een signaal uitstuurt waarop de worteltrekfunctie als
is uitgevoerd (en die dus proportioneel is met de volume- of massastroom). Let erop dat
de verschildruktransmitter en het instrument op de juiste verschildruk worden
geschaald (bijv. 0 mA/0 mbar en 20 mA/100 mbar).
Gebruik zo mogelijk een lineaire karakteristiek (hogere nauwkeurigheid).
Indien het signaal van de verschildruktransmitter alleen geschaald op
bedrijfsvolumeflow of massaflow kan worden uitgestuurd, bijv. in bestaande installaties,
kiest u binnen de bedieningspositie flowsensor "Volumetrisch" resp. "Massa". Voer de
startwaarde en eindwaarde (in m
afwijkingen van het ontwerppunt (zie boven) niet worden gecompenseerd.
Leidingen met vierkante doorsnede
Flowmetingen volgens het stuwdrukprincipe zijn ook in leidingen met rechthoekige
doorsnede mogelijk. Voer in dit geval in het veld "Binnendiameter leiding" de
equivalente diameter in (niet de hydraulische doorlaat).
– Bereken eerst het oppervlak van de rechthoekige leiding: l = lengte; b =breedte
– Neem het resultaat voor het oppervlak op in de volgende vergelijking:
Splitting Range (meetbereikuitbreiding)
Het meetbereik van een verschildruktransmitter ligt in het bereik van 1:3 tot 1:7. Deze
functie biedt de mogelijkheid, de meetbereiken van de flowmeting door toepassing van
max. drie verschildruktransmitters per flowmeetplaats naar 1:20 of meer uit te breiden.
Instructies configuratie:
1.
Flow/Splitting Range 1 (2, 3) kiezen
2.
Signaaltype definiëren en verschildruksensor kiezen (geldig voor alle
verschildruktransmitters!)
3.
Aansluitklemmen voor de transmitter kiezen en de bijbehorende meetbereiken
definiëren.
Bereik 1: transmitter met het kleinste meetbereik
Bereik 2: transmitter met het eerst volgend grotere meetbereik, enz.
4.
Karakteristiek, eenheden, formaat, totaal, leidingdata enz. bepalen (geldig voor
alle transmitters)
!
Opmerking!
Voor het Splitting Range bedrijf moeten verschildruktransmitters worden gebruikt, die
bij overschrijding van het meetbereik een stroom > 20 mA (< 21 mA!) uitsturen. Indien
de ingangsstroom > 21 mA, schakelt het instrument in storing en er volgt een
foutmelding.
De berekende flows kunnen ook in Splitting Range bedrijf via een correctietabel worden
gecorrigeerd (zie correctietabellen).
3
, kg, enz.) in, karakteristiek: lineair. Let erop, dat
Appendix
73