6
Veiligheid
Diefstalbeveiliging
Wanneer bij ingeschakelde interieurbeveiliging
een beweging in het interieur wordt herkend, bij‐
voorbeeld omdat iemand van buitenaf in het inte‐
rieur grijpt, wordt een optisch en akoestisch
alarm geactiveerd (zie de handleiding van het
voertuig).
%
Als het uitzetdak is geopend of de standver‐
warming is ingeschakeld, is de interieurbevei‐
liging gedeactiveerd.
Handelwijze bij onweer
Bij onweer de 230V-netwerkaansluiting en andere
bedrading en kabels van het voertuig losmaken.
Daarmee voorkomt u mogelijke schade door een
blikseminslag en een te hoge spanning.
Bij onweer de volgende maatregelen uitvoeren:
De aansluitkabel uit de contactdoos van het
R
voertuig trekken en samen met de kabeltoe‐
voer ten minste een meter van het voertuig
verwijderd neerleggen (
Andere bedrading en kabels van het voertuig
R
losmaken, eventueel antennes of satellietont‐
vangers verwijderen.
Het uitzetdak sluiten (
R
Het einde van het onweer in het voertuig
R
afwachten.
Handelwijze bij brand
Gedragsregels
Bij brand:
Ervoor zorgen dat alle inzittenden het voertuig
R
verlaten.
Indien de situatie dit toelaat, de hoofdafsluit‐
R
kraan op de gasfles sluiten en de 230V‑voe‐
dingsstekker losmaken.
Anderen waarschuwen en de brandweer bel‐
R
len.
Het vuur alleen proberen te doven, als dit zon‐
R
der risico mogelijk is.
Voorzorgsmaatregelen
Minimaal een goedgekeurde of een aan de ISO-
norm 7165 voldoende, 1-kg-droogpoeder-brand‐
blusser gereedhouden.
Uw voertuig bovendien met een universele brand‐
deken voor het gasstel uitrusten.
pagina 56).
/
pagina 17).
/
Met de aanwijzingen op de brandblusser evenals
de op de standplaats (camping) getroffen veilig‐
heidsmaatregelen tegen brand vertrouwd raken.
Meer informatie vindt u in de handleiding van het
voertuig.
Kinderen veilig in het voertuig vervoeren
Altijd in acht nemen wanneer kinderen meer‐
ijden
%
Eveneens beslist de situatie-afhankelijke vei‐
ligheidsaanwijzingen in acht nemen. Wanneer
kinderen meerijden, kunt u op die manier
mogelijke risico's herkennen en gevaren ver‐
mijden (
pagina 7).
/
Wees consequent
Besef dat nalatigheid bij het beveiligen van kinde‐
ren in kinderzitjesbevestigingssystemen ernstige
gevolgen kan hebben. Wees altijd consequent en
beveilig uw kind voor iedere rit zorgvuldig.
Mercedes-Benz adviseert voor een betere
bescherming van kinderen jonger dan 12 jaar of
kleiner dan 1,50 m, de volgende aanwijzingen
beslist in acht te nemen:
Een kind altijd beveiligen in een voor uw
R
Mercedes-Benz geschikt kinderzitjesbevesti‐
gingssysteem.
Het kinderzitjesbevestigingssysteem moet
R
geschikt zijn voor de leeftijd, het gewicht en
de lengte.
De zitplaats van het voertuig moet geschikt
R
zijn voor het in te bouwen kinderzitjesbevesti‐
gingssysteem (
pagina 10).
/
Een kinderzitjesbevestigingssysteem altijd op een
geschikte zitplaats achterin monteren. Uit de
ongevallenstatistiek blijkt, dat op de zitplaatsen
achterin beveiligde kinderen veiliger zijn dan op
de bijrijdersstoel beveiligde kinderen.
Uit de ongevallenstatistieken blijkt, dat kinderen
die op de zitplaatsen achterin zijn beveiligd, veili‐
ger zijn dan kinderen die op de voorstoel zijn
beveiligd. Daarom adviseert Mercedes-Benz drin‐
gend het kinderzitjesbevestigingssysteem bij
voorkeur op een zitplaats achterin te monteren.