®
VLT
HVAC Drive Programmeerhandleiding
[81]
SL dig. uitgang B
[82]
SL dig. uitgang C
[83]
SL dig. uitgang D
[84]
SL dig. uitgang E
[85]
SL dig. uitgang F
[160]
Geen alarm
[161]
Omgekeerd draaien
[165]
Lokale ref. actief
[166]
Externe ref. actief
[167]
Startcomm actief
[168]
Handmodus
[169]
Automodus
[180]
Klokfout
[181]
Prev. onderhoud
[190]
Geen flow
[191]
Droge pomp
[192]
Einde curve
[193]
Slaapstand
[194]
Band defect
[195]
Bypassklepregeling
SL-controlleractie
Zie Par.13-52
uitgang B hoog
wordt uitgevoerd. De ingang zal laag worden wanneer SL-controlleractie [33]
uitgang B laag
wordt uitgevoerd.
Zie Par.13-52
SL-controlleractie
uitgang C hoog
wordt uitgevoerd. De ingang zal laag worden wanneer SL-controlleractie [34]
uitgang C laag
wordt uitgevoerd.
SL-controlleractie
Zie Par.13-52
uitgang D hoog
wordt uitgevoerd. De ingang zal laag worden wanneer SL-controlleractie [35]
uitgang D laag
wordt uitgevoerd.
SL-controlleractie
Zie Par.13-52
uitgang E hoog
wordt uitgevoerd. De ingang zal laag worden wanneer SL-controlleractie [36]
uitgang E laag
wordt uitgevoerd.
SL-controlleractie
Zie Par.13-52
uitgang F hoog
wordt uitgevoerd. De ingang zal laag worden wanneer SL-controlleractie [37]
uitgang F laag
wordt uitgevoerd.
De uitgang is hoog als er geen alarm aanwezig is.
De uitgang is hoog als de frequentieomvormer linksom loopt (het logische product van de statusbits
'actief' EN 'omkeren').
De uitgang is hoog wanneer Par.3-13
Referentieplaats
3-13
is ingesteld op
handmodus staat.
De uitgang is hoog wanneer Par.3-13
Auto
[0] terwijl het LCP in de automodus staat.
De uitgang is hoog wanneer er een actief startcommando is (bijv. via digitale busaansluiting, [Hand
on] of [Auto on]), en er geen stop- of startcommando actief is.
De uitgang is hoog wanneer de frequentieomvormer in de handmodus staat (zoals aangegeven door
de LED boven [Hand on]).
De uitgang is hoog wanneer de frequentieomvormer in de automodus staat (zoals aangegeven door
de LED boven [Auto on]).
De klokfunctie is teruggezet naar de standaardinstelling (2000-01-01) vanwege een stroomstoring.
Een van de preventief-onderhoudsgebeurtenissen die zijn geprogrammeerd in Par.23-10
houdspunt
heeft de tijd die voor de actie in Par.23-11
Er is een situatie zonder stroming of een situatie met minimumsnelheid gedetecteerd. Deze functie
moet zijn ingeschakeld in Par.22-21
Er is een situatie met een droge pomp gedetecteerd. Deze functie moet zijn ingeschakeld in Par.
22-26
Drogepompfunctie
.
Detectie van een pomp die gedurende een bepaalde tijd op max. snelheid draait zonder de inge-
stelde druk te bereiken. Zie Par.22-50
deze functie.
De frequentieomvormer/het systeem is in de slaapstand gegaan. Zie par. 22-4*.
Er is een situatie met een defecte band gedetecteerd. Deze functie moet zijn ingeschakeld in Par.
Functie Defecte band
22-60
.
De bypassklepregeling (digitale/relaisuitgang in de frequentieomvormer) wordt gebruikt voor com-
pressorsystemen om de compressor door middel van een omloopklep te ontlasten tijdens het
opstarten. Nadat het startcommando is gegeven, zal de omloopklep open blijven totdat de fre-
quentieomvormer de ingestelde waarde in Par.4-11
Nadat de limiet is bereikt, wordt de omloopklep gesloten, waardoor de compressor weer normaal
zal werken. Deze procedure zal pas opnieuw worden geactiveerd als een nieuwe start wordt geïni-
tieerd en de snelheid van de frequentieomvormer tijdens de ontvangst van het startsignaal nul is.
Startvertraging
Par.1-71
kan worden gebruikt om de motorstart te vertragen. Het principe van de
omloopklepregeling:
MG.11.C6.10 – VLT
®
is een geregistreerd handelsmerk van Danfoss
. De ingang zal hoog worden wanneer SL-controlleractie [39]
. De ingang zal hoog worden wanneer SL-controlleractie [40]
. De ingang zal hoog worden wanneer SL-controlleractie [41]
. De ingang zal hoog worden wanneer SL-controlleractie [42]
. De ingang zal hoog worden wanneer SL-controlleractie [43]
Referentieplaats
is ingesteld op
Gekoppeld Hand/Auto
[0] terwijl het LCP op dat moment in de
Referentieplaats
is ingesteld op
Onderhoudsactie
Detectie laag verm.
en/of Par.22-22
Einde-curvefunctie
voor informatie over het inschakelen van
Motorsnelh. lage begr. [RPM]
3 Parameterbeschrijving
Dig.
Dig.
Dig.
Dig.
Dig.
Dig.
Dig.
Dig.
Dig.
Dig.
Lokaal
[2] of wanneer Par.
Extern
Gekoppeld Hand/
[1] of
Onder-
is ingesteld, overschreden.
Detectie lage snelh.
.
heeft bereikt.
3
83