De bandenspanning
controleren
Onderhoudsinterval: Om de 40 bedrijfsuren
Zorg dat de banden achter een spanning van 103 kPa
hebben. Een ongelijke bandenspanning kan leiden tot
onregelmatige maairesultaten. De bandenspanning
kan het best bij koude banden worden gecontroleerd.
Opmerking:
De voorbanden zijn semi-pneumatisch
en hoeven niet op spanning te worden gehouden.
Figuur 53
Opmerking:
Gebruik geen interne coating of
schuimvulling in de banden.
De wielmoeren controleren
Controleer de wielmoeren en draai ze vast met een
torsie van 122 tot 129 N·m.
De sleufmoeren van de
wielnaaf controleren
Onderhoudsinterval: Na de eerste 100 bedrijfsuren
Om de 500 bedrijfsuren
Controleer of het koppel van de ingekeepte moer 373
tot 475 Nm bedraagt.
Lagers van draaipunt van
zwenkwiel afstellen
Onderhoudsinterval: Om de 500 bedrijfsuren/Jaar-
1.
Parkeer de machine op een horizontaal
oppervlak, zet de snelheidshendel in de
NEUTRAAL
(aftakas) uit en stel de parkeerrem in werking.
2.
Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje
en wacht totdat alle bewegende onderdelen
tot stilstand zijn gekomen voordat u de
bestuurderspositie verlaat.
3.
Verwijder de stofkap van het zwenkwiel en draai
de borgmoer aan totdat de schotelveren vlak
liggen. Draai de moer dan 1/4 slag terug om de
voorspanning op de lagers in te stellen
54
en
Figuur
Belangrijk:
juist zijn geplaatst zoals in
Figuur
55.
g001055
4.
Plaats de stofkap.
1. Veerringen
2. Borgmoer
47
lijks (houd hierbij de kortste periode
aan)
stand, schakel de messchakelaar
55).
Controleer dat de schotelveren
Figuur 54
Figuur 54
Voorzwenkwiel
3. Stofkap
(Figuur
en
g001297