INSTALLATEUR
3.11 Afvoer van de verbrandingsproducten
Het rookkanaal en de verbinding met de schoorsteen moeten conform de normen en de geldende wetgeving gerealiseerd worden,
d.w.z. met stijve condensbestendige en waterdichte leidingen, geschikt voor verbrandingsproducten en bestand tegen mechani-
sche belastingen.
De schoorsteen moet voorzien zijn van een module voor de opvang en de afvoer van de condens en het rookgaskanaal moet met
een helling van minstens 3° naar de ketel toe lopen.
AFMETINGEN (mm)
H - Hoogte rookgaskanaalopening
Ø i Diameter aansluiting rookgaskanaal
condenswater
schoorsteen
condenswater
bij de afvoer of
eventuele neutralisatie
van het condenswater
9
De schoorsteen moet een minimale onderdruk garanderen volgens de geldende technische voorschriften, op basis van een
nuldruk bij de verbinding met het rookgaskanaal.
9
Ontoereikende of fout gedimensioneerde schoorstenen en rookgaskanalen kunnen de luidruchtigheid verhogen en de ver-
brandingsparameters negatief beïnvloeden
9
De afdichting van de koppelingen moet worden uitgevoerd met geschikt materiaal (zoals bijvoorbeeld stopmiddel, mastiek,
siliconen preparaten).
9
Niet thermisch geïsoleerde leidingen zijn een potentiële bron van gevaar.
9
In geval van gebruik van rookgasafvoerleidingen in kunststof, is het noodzakelijk een veiligheidsthermostaat te installeren met
band afgesteld op 90°C. De thermostaat moet geïnstalleerd worden op de rookgasafboer op een afstand van de uitgang van
het centrale gedeelte van de verwarmingsketel die gelijk is aan de diameter van de rookgasafvoer zelf.
1750
521
400
ketel
aflaat
TAU N
2100
2600
521
550
400
450
øi
H
31
INSTALLATEUR
3000
600
mm
450
mm
RIELLO TAU N