Bescherming tegen oververhitting
Deze functie voorkomt mogelijke actie van de veiligheidsther-
mostaat.
Als de keteltemperatuur de in deze parameter ingestelde waarde
overschrijdt, schakelt de brander uit en blijft de circulatiepomp
werken om de overtollige warmte af te voeren (postcirculatie).
Activering van circulatiepomp en 3-wegklep elke 24 uur
Elke 24 uur worden de circulatiepomp en de 3-weg omscha-
kelklep 30 seconden geactiveerd (alleen in verwarmingsmodus
0,1,4).
Deze functie voorkomt dat de circulatiepomp en de klep in een
bepaalde positie worden geblokkeerd.
Testmodus (rookverdrijver)
Door deze functie te activeren (Par. 200 = 1) werkt het apparaat
op maximaal vermogen en schakelt de 3-weg omschakelklep
gedurende 15 minuten (niet wijzigbaar) naar sanitair, waarna hij
weer terugkeert naar de normale werking.
De testmodus kan op elk moment worden onderbroken (Par.
200 = 0). Als de aanvoersensor van het apparaat 82 °C bereikt
(maximale bedrijfstemperatuur), schakelt de brander uit.
Het wordt aanbevolen om bij gebruik van deze functie een
kraan met sanitair warm water open te draaien om overtollige
warmte af te voeren.
9
Opgelet! In de installatie circuleert water op hoge tempera-
tuur. Gevaar voor brandwonden van kokend water!
Anti-legionellafunctie (Par. 2080) - Alleen met sonde van de
boiler
De functie wordt automatisch geactiveerd wanneer de son-
de van de boiler wordt aangesloten, bij elke herstel van de
stroomvoorziening of dagelijks indien nodig (fabrieksinstelling
Par. 2080 =2).
Als de functie geactiveerd is, verschijnt de aanduiding "ALE9"
naast de temperatuur van de boiler.
De functie verhoogt de watertemperatuur in de boiler tot 60 °C
en behoudt deze gedurende 30 minuten.
Na deze tijd wordt de normale werking van het apparaat her-
steld.
3.2.9
Configuratie debietregelaar
Nadat u de debietregelaar aangesloten heeft op de klemmen
28-29 van het klemmenbord MO1, stel de parameter 2027 = 2
(debietregelaar verwarming) in.
51
INBEDRIJFSTELLING EN ONDERHOUD