2.10 Afvoer van de verbrandingsproducten
Het rookkanaal (1) en de schoorsteen (2) moeten worden aan-
gelegd in overeenstemming met de normen, de huidige wetge-
ving en lokale voorschriften.
1
3
9
Het systeem voor condensafvoer (3) moet uitgevoerd wor-
den in overeenstemming met de geldende wetgeving en
eventuele plaatselijke voorschriften.
9
De rookgasafvoer van de thermische eenheid is uitgerust
met een afdichting (A) en een uitlaat voor rookanalyse (B).
A
B
A
Beschrijving
20 V LN / 25 V LN
A
B
C
≥5°
2
B
C
INSIEME EVO COND
35 V LN
110
112
175
80
De thermische eenheid INSIEME EVO COND V LN zuigt de verbran-
dingslucht uit de installatieruimte door de ventilatieopeningen
die moeten worden gemaakt in overeenstemming met de tech-
nische normen.
0
Het is verboden de ventilatie-openingen van de installatie-
ruimte af te sluiten of kleiner te maken. De ventilatie-ope-
ningen zijn strikt noodzakelijk voor de goede verbranding
en veilige werking.
2.10.1
Technische kenmerken rookkanaal
Het rookkanaal moet aan de volgende eisen voldoen:
− uitgevoerd zijn in rookbestendig materiaal, op lange ter-
mijn bestand tegen mechanische belastingen, hitte, in-
werking van de verbrandingsproducten en de condens
ervan
− een verticaal verloop hebben, zonder vernauwingen,
met een asafwijking van maximaal 45°
− geschikt zijn voor de specifieke bedrijfsvoorwaarden van
het product en voorzien van het CE-keurmerk
− de juiste dimensionering hebben om te voldoen aan de
eisen i.v.m. trek/rookafvoer, zodat het product altijd op-
timaal kan werken
− vanbuiten goed geïsoleerd zijn om te voorkomen dat er
condensvorming optreedt en de rook niet te snel afkoelt
− het rookkanaal moet onderaan voorzien zijn van een
specifiek systeem voor condensafvoer.
9
De diameter van het rookkanaal mag nooit kleiner zijn dan
de diameter van het rookgasafvoerkanaal van de thermi-
sche eenheid.
9
Bij de configuratie B23 moet het rookkanaal op grond van
de geldende Technische Normen voldoen aan de min.on-
derdruk, uitgaande van een drukwaarde van "nul" bij de
afvoer van de rookgassen van de ketel.
2.10.2
Aansluiting op het rookkanaal
Voor aansluiting op het rookkanaal is het gebruik van starre,
afgedichte en geïsoleerde leidingen verplicht, die bestand zijn
tegen hoge temperaturen, condens en mechanische belasting.
Gebruik hiervoor geschikt materiaal, bijvoorbeeld roestvrij staal.
Het subhorizontale gedeelte moet minimaal 5° naar de ver-
warmingsketel hellen en dient goed geïsoleerd te zijn. Bij lange
subhorizontale delen (L>1 m) moet een systeem voor condens-
afvoer worden voorzien voordat de leiding de verwarmingsketel
binnengaat (zie afbeelding), zodat de condens die zich mogelijk
in dit deel van de leiding heeft gevormd afgevoerd wordt.
De sectie van de afvoerleiding moet groter zijn dan de aan-
sluitsectie van de afvoerleiding van het toestel. Gebruik voor
richtingveranderingen een T-koppeling met inspectiedop, zodat
de leidingen regelmatig goed schoongemaakt kunnen worden.
Controleer na de reiniging altijd of de inspectiedoppen herme-
tisch gesloten worden en de pakking niet beschadigd is.
9
De afvoerleiding moet minstens 500 mm verwijderd zijn van
brandbare of hittegevoelige bouwelementen.
9
De afdichtingen van de koppelingen moeten zijn uitgevoerd
in materiaal dat bestand is tegen condenszuur en de hoge
temperaturen van de rookgassen van het toestel.
9
Let erop dat de leidingen correct geplaatst worden en houd
rekening met de rookrichting en mogelijke condensneer-
slag.
mm
9
Ongeschikte of slecht gedimensioneerde rookkanalen en
mm
afvoerleidingen kunnen geluidshinder tijdens de verbran-
Øi
ding veroorzaken, condensatieproblemen teweegbrengen
en de verbrandingsparameters negatief beïnvloeden.
9
Niet-geïsoleerde afvoerleidingen zijn een bron van gevaar.
23
INSTALLATIE