INBEDRIJFSTELLING EN ONDERHOUD
STORING DEBLOKKEERKNOP/ REMOTE DEBLOKKERING
In elke status (thermostaat ON/OFF), indien de ontgrendelings-
knop of de ontgrendeling op afstand defect raakt of langer dan
60 seconden ingedrukt blijft, wordt de storing aangeduid door
het knipperen van de led (zie paragraaf "Storingsdiagnose -
blokkades" op pag. 73) totdat de storing wordt opgelost.
− Deze storing is slechts een weergave en de led stopt met
knipperen wanneer de storing verdwijnt.
− Indien de storing wordt gedetecteerd tijdens de voor-
ventilatie, de voorverwarming of de veiligheidstijd wordt
de brander niet stilgelegd en wordt de startsequentie
verder gezet.
− Indien de storing wordt gedetecteerd tijdens de positie
van de vergrendeling wordt de storing niet gesignaleerd
en kan de brander niet ontgrendeld worden.
− Als de storing wordt gedetecteerd tijdens de werking
wordt de brander niet stilgelegd.
CONTROLE VAN DE VOEDINGSSPANNING
De controledoos detecteert automatisch de netspanning.
Als de netspanning ongeveer 160V is of meer bedraagt dan on-
geveer 280V, wordt de brander stilgelegd, wordt de werkcyclus
onderbroken en in stand-by gesteld, en wordt de storing gesig-
naleerd. De brander kan niet ontgrendeld worden.
De storing wordt aangegeven door het knipperen van de LED (zie
paragraaf "Storingsdiagnose - blokkades" op pag. 73).
De brander start opnieuw wanneer de spanning de waarde van
ca. 170V overschrijdt of onder de waarde van 270V daalt.
− Als de storing wordt gedetecteerd gedurende de werking
met vlam wordt de klep onmiddellijk gesloten en wordt
de motor stilgelegd.
− Als de storing wordt gedetecteerd gedurende de voor-
ventilatie wordt de motor stilgelegd.
− Als bij de sluiting van de hoofdschakelaar van de voeding
of na gebrek aan voeding, de netspanning zich hand-
haaft aan gemiddelde waarden (160÷170V of 270÷280V)
wordt de brander niet gestart.
− Als de brander zich in de status van vergrendeling be-
vindt, wordt de netspanning gecontroleerd maar wordt
dit niet gesignaleerd omdat de vergrendelingssignalisatie
aanwezig is.
Tijdens de ontstekingstijd van de ontsteker is de controle van de
netspanning gedeactiveerd.
STORING IN DE VOEDINGSFREQUENTIE
De controleapparatuur meet automatisch de frequentiewaar-
de van de hoofdvoeding tijdens het interval van 50÷60 Hz, in
beide gevallen worden de bedrijfstijden gecontroleerd. De sto-
ring wordt gemeld door het knipperen van de led (zie paragraaf
"Aanduiding van de bedrijfsstatus" op pag. 64 73).
− Is de storing reeds aanwezig voordat er om warmte wordt
gevraagd, dan start de brander niet en wordt de storing
gemeld.
− Wanneer de storing wordt waargenomen tijdens de
voorventilatie blijft de brander ventileren en wordt de
storing gemeld.
− De storing wordt niet waargenomen tijdens de normale
werking, de brander blijft in deze status staan.
− De brander start weer nadat de storing is verdwenen.
STORING INTERNE SPANNING
De controledoos detecteert automatisch als de interne spanning
correct is. De storing wordt aangegeven door het knipperen van
de LED (zie paragraaf "Storingsdiagnose - blokkades" op pag.
73).
− Wanneer de storing wordt geconstateerd tijdens de initi-
alisatie start de brander niet.
− Wanneer de storing wordt geconstateerd na een blokka-
de start de brander niet.
− Wanneer de storing wordt geconstateerd na een uitscha-
keltest start de brander niet.
− De storing wordt niet waargenomen tijdens de normale
werking, de brander blijft in deze status staan.
− De brander start weer nadat de storing is verdwenen.
CONTROLE VENTILATORMOTOR
De controledoos detecteert automatisch de aanwezigheid van
de motor van de ventilator, en indien deze is losgekoppeld zal
deze een vergrendeling uitvoeren.
De storing wordt aangegeven door het knipperen van de LED (zie
paragraaf "Storingsdiagnose - blokkades" op pag. 73).
CONTROLE VAN HET ELEKTRONISCHE BEDIENINGSCIRCUIT VAN DE
GASKLEP VAN DE 1E VLAMGANG
De controledoos detecteert de aanwezigheid van een interne
storing in het elektronische bedieningscircuit van de 1e vlam-
gang, de storing wordt aangeduid door het knipperen van de
led (zie paragraaf "Storingsdiagnose - blokkades" op pag. 73):
− als de storing wordt gedetecteerd tijdens de initialisatie,
wordt de brander vergrendeld.
− Als de storing wordt gedetecteerd tijdens de voorventila-
tie, wordt de brander vergrendeld.
− Tijdens een hercyclus, als de storing wordt gedetecteerd,
wordt de brander niet gestart en wordt deze vergrendeld.
− De storing wordt niet gedetecteerd tijdens de normale
functionering van de vlam, de brander blijft in deze staat.
− De storing wordt niet gedetecteerd als de brander is ver-
grendeld.
CONTROLE VAN HET ELEKTRONISCHE BEDIENINGSCIRCUIT VAN DE
GASKLEP VAN DE 2E VLAMGANG
De controledoos detecteert de aanwezigheid van een interne
storing in het elektronische bedieningscircuit van de 2e vlam-
gang, de storing wordt aangeduid door het knipperen van de
led (zie paragraaf "Storingsdiagnose - blokkades" op pag. 73):
− als de storing wordt gedetecteerd tijdens de initialisatie,
wordt de brander vergrendeld.
− Als de storing wordt gedetecteerd tijdens de voorventila-
tie, wordt de brander vergrendeld.
− Tijdens een hercyclus, als de storing wordt gedetecteerd,
wordt de brander niet gestart en wordt deze vergrendeld.
− Als de storing wordt gedetecteerd wanneer de bediening
voor de activering van de motor en de bediening van de
klep 1 aanwezig zijn, wordt de brander vergrendeld.
− De storing wordt niet gedetecteerd als de brander is ver-
grendeld.
NAVENTILATIE
Naventilatie is de functie waarmee luchtventilatie aanhoudt na
uitschakeling van de brander, wanneer er gedurende een vast-
gestelde tijd niet om warmte wordt gevraagd.
De vlam van de brander dooft wanneer de warmtethermostaat
opent en de brandstoftoevoer naar de kleppen stopt.
Naventilatie vindt niet plaats:
− na een vergrendeling;
− wanneer het verzoek om warmte wordt onderbroken tij-
dens de voorventilatie.
Naventilatie vindt plaats:
− wanneer het verzoek om warmte wordt onderbroken tij-
dens de veiligheidstijd;
− wanneer het verzoek om warmte wordt onderbroken tij-
dens de normale functionering.
OPMERKING:
Wanneer er tijdens de naventilatie vreemd licht of een schijn-
vlam wordt gedetecteerd blokkeert de brander na 25 seconden.
Wanneer er tijdens de naventilatie weer om warmte wordt ge-
vraagd stopt de naventilatietijd, wordt de ventilatormotor uitge-
schakeld en start er een nieuwe bedrijfscyclus van de brander.
76