HOOFDFUNCTIES VAN DE BRANDER
FUNCTIE BRANDSTOFVOORVERWARMING
Als de brander is uitgerust met de functie voorverwarming van
de brandstof, wacht deze in aanwezigheid van een verzoek om
te starten van de thermostaat voor warmteverzoek van de ketel
totdat de startthermostaat (of voorverwarmingsthermostaat, K)
wordt gesloten voor de houder van de verstuiver. Als de start-
thermostaat (of voorverwarmingsthermostaat, K) niet binnen
600 seconden sluit, wordt de brander vergrendeld.
Indien de vlam tijdens de werking dooft, voert de brander de
cyclus opnieuw uit als het contact van de startthermostaat (of
voorverwarmingsthermostaat, K) gesloten is.
Indien de vlam tijdens de werking dooft en het contact van de
startthermostaat (of voorverwarmingsthermostaat, K) geopend
is, blijft de brander in ventilatie gedurende de na-ventilatietijd
(indien ingeschakeld), waarna de ventilatie stopt en de brander
wacht tot het contact van de startthermostaat (of voorverwar-
mingsthermostaat, K) sluit om opnieuw te starten met de voor-
ventilatietijd.
UITSCHAKELTEST
Indien, tijdens de functionering, de ontgrendelingsknop langer
dan 5 seconden of korter dan 10 seconden wordt ingedrukt, zal
de brander uitgeschakeld worden, de gasklep gesloten worden,
de vlam gedoofd worden en de startsequentie herhaald wor-
den.
Als de test is ingeschakeld worden het aantal herhalingen van
de startsequentie (zie "CYCLUSHERHALING EN BEPERKING HERHA-
LINGEN" op pag. 75) en het aantal mogelijke herstarts (zie "BE-
SCHERMING ONTGRENDELING" op pag. 75) hersteld.
INTERMITTERENDE WERKING
Na 24 uur van continue functionering begint het apparaat de
automatische sequentie, gevolgd door een herstart, om een
mogelijk defect van de vlam te vinden.
Het is mogelijk om deze automatische uitschakeling op 1 uur in
te stellen, (zie paragraaf "Blokkendiagram voor toegang tot het
menu'" op pag. 68 78). Op basis van de standaardinstellingen is
deze periode vastgesteld op 24 uur.
Een wijziging van de parameter van de instelling van de inter-
mitterende werking zal operationeel zijn als:
− tijdens het verzoek om warmte, de testfunctie van de
uitschakeling wordt geactiveerd;
− zich vlamverlies voordoet;
− het verzoek om warmte stopt en daarna weer start;
− de controledoos wordt uitgeschakeld en opnieuw wordt
ingeschakeld;
− de automatische herstart van de intermitterende functie
wordt gestart (1 uur/24 uur).
CYCLUSHERHALING EN BEPERKING HERHALINGEN
De controle-apparatuur voorziet in de functie voor cyclusherha-
ling, d.w.z. de volledige herhaling van de startsequentie, het-
geen 3 pogingen inhoudt bij doven van de vlam gedurende de
werking.
Indien de vlam tijdens de functionering 4 maal uitgaat wordt de
brander vergrendeld.
Indien tijdens de herhaling van de cyclus een nieuw verzoek
om warmte plaatsvindt, worden bij het volgende verzoek om
warmte van de begrenzingsthermostaat (BT) de 3 pogingen her-
steld.
OPMERKING:
Na 510 seconden continu bedrijf wordt er een extra poging toe-
gevoegd.
Wanneer de voeding wordt uitgeschakeld, in geval van een
nieuw verzoek om warmte, worden alle mogelijke pogingen tot
herontsteking hersteld op 3 (maximaal 3).
VREEMD LICHT OF SCHIJNVLAM
De aanwezigheid van een parasietvlam of vreemd licht kan ge-
detecteerd worden in de status van stand-by wanneer de bran-
der stilstaat en in afwachting is van een verzoek om warmte of
tijdens de voorverwarming.
Als de aanwezigheid van de vlam of van vreemd licht ook in
de status "t2" wordt gedetecteerd, wordt de motor niet gestart
tot het signaal van de vlam verschijnt of tot de vergrendeling
gebeurt.
Wanneer er, nadat de ventilatormotor gestart is, tijdens de
voorventilatie vreemd licht of een schijnvlam wordt gedetec-
teerd, blijft de brander ventileren tot dat licht/vlam verdwijnt,
anders wordt er na 25 seconden overgegaan tot blokkade.
Als tijdens de voorventilatie de parasietvlam of vreemd licht
wordt gedetecteerd, wordt de voorventilatietijd van 15 seconden
gereset en begint de tijd om de aanwezigheid van de parasiet-
vlam of vreemd licht te controleren (de motor blijft ventileren).
De functie is cumulatief en kan maximaal 2 keer worden uitge-
voerd.
Als de parasietvlam of het vreemde licht binnen 25 seconden
verdwijnen, begint de voorventilatietijd; als de parasietvlam of
het vreemde licht opnieuw verschijnen wordt de voorventilatie-
tijd gereset en begint de telling van 25 seconden opnieuw om
de aanwezigheid van de parasietvlam of het vreemde licht te
controleren.
De derde keer dat de schijnvlam of het vreemde licht te zien is
blokkeert de brander.
Als tijdens de hercyclus door verdwijning van de vlam tijdens
de functionering en de daaropvolgende herhaling van de start-
sequentie de aanwezigheid van parasietvlam of vreemd licht
wordt gedetecteerd start de telling van 25 seconden van de
controle.
De storing wordt aangegeven door het knipperen van de LED (zie
paragraaf "Storingsdiagnose - blokkades" op pag. 73).
VOOR- EN NA-ONTSTEKINGSFASE
Tijdens de voorinschakeling start de inschakelinrichting 2 se-
conden voordat de stookolieklep opengaat.
Tijdens de na-inschakeling stopt de inschakelinrichting 3 se-
conden na de veiligheidstijd.
De inschakeling blijft gedurende de volledige veiligheidstijd van
kracht.
9
In geval van een continue hercycli of aangesloten verzoeken
om warmte mogen de herhalingen van de cyclus van de
functie van de ontstekingstransformator de waarde van één
poging per minuut niet overschrijden.
BESCHERMING ONTGRENDELING
De brander kan slechts vijf maal achtereenvolgens ontgrendeld
worden; nadien moet de voeding losgekoppeld worden om an-
dere vijf pogingen te kunnen hebben.
De brander kan enkel ontgrendeld worden indien de controle-
doos wordt gevoed.
75
INBEDRIJFSTELLING EN ONDERHOUD