INBEDRIJFSTELLING
7.3.3
Reiniging van het optische grensvlak
7.3.4
Aanwijzingen inzake de montage van ZO-eenheid en reflector
7.4
Meetgasvrij meettraject – nulpuntvergelijkingstraject
7.4.1
Constructie van een nulpuntvergelijkingstraject
Aanwijzing
74
G E B R U I K S A A N W I J Z I N G | GM35
▸
Controleer het optische grensvlak van de ZO-eenheid (het frontvenster) en de reflector
op verontreinigingen en maak evt. met een lensdoekje schoon;
optische grensvlakken (venster) aan de ZO-eenheid", pagina
montage van ZO-eenheid en reflector
BELANGRIJK: Gebruik geen reinigingsmiddelen, omdat onzichtbare resten
voor een onjuist meetresultaat zorgen. Gebruik, indien nodig, gedistilleerd
water.
BELANGRIJK: SICK adviseert om de montage van de ZO-eenheid en de
reflector pas tijdens de inbedrijfstelling uit te voeren, omdat deze eerst op
een nulpuntvergelijkingstraject moet worden afgesteld.
Wordt de montage vóór de inbedrijfstelling uitgevoerd, dan is dit alleen bij
lopende spoelluchttoevoer mogelijk.
De afstelling van de GM35 moet in ieder geval in een meetgas- en stofvrije atmosfeer
plaatsvinden, dus niet, als het systeem aan het kanaal is aangebouwd. Het apparaat houdt
echter wel automatisch rekening met normale luchtvochtigheid. Hiervoor moet een
nulpuntvergelijkingstraject worden gerealiseerd. Uitzondering zijn nieuw gebouwde, nog
niet in bedrijf zijnde installatie-omgevingen, waarbij kan worden verzekerd dat het
meetgaskanaal tijdens de hieronder beschreven werkzaamheden met meetgas- en
stofvrije omgevingslucht doorstroomd blijft. In dat geval kunnen reeds aangebrachte
flenzen met buis op het (nog ongebruikte) meetgaskanaal gedurende de
afstelwerkzaamheden als houder dienen. Een nulpuntvergelijkingstraject moet voor latere
onderhoudswerkzaamheden in elk geval beschikbaar zijn.
Het nulpuntvergelijkingstraject is een meetgasvrije nabootsing van het meettraject. Het
nulpuntvergelijkingstraject moet bij voorkeur bij het meetpunt worden gepland zodat de
afstelling ter plaatse kan worden uitgevoerd.
Voor de constructie moet het volgende in acht worden genomen:
De exacte lengte van het meettraject flens – flens moet bekend zijn.
Vervaardig een buisstuk met
flenzen en houd hierbij de lengte van het meettraject flens – flens exact aan:
– Nieuwe buizen moeten aan de binnenkant matzwart worden gelakt; roestige
oppervlakken van oudere buizen hoeven niet te worden behandeld.
– De buis moet worden ondersteund zodat deze niet doorbuigt.
– Als de buis niet wordt gebruikt, moet deze stofdicht worden afgesloten.
Het nulpuntvergelijkingstraject moet dezelfde lengte (± 2%) hebben als het flens-flens-
traject aan het kanaal plus 446 mm (beide spoelluchtvoorzetstukken).
Stel de spleet tussen apparaatflens en spoelluchtvoorzetstuk, door aan de flensmoeren
te draaien, zo in op ca. 5 mm dat de schotelveren een voorspanning hebben.
Moet de controle vaker of voor meerdere apparaten worden uitgevoerd, dan is het
wellicht handig om een extra set apparaatvoorzetstukflenzen op de buis te laten zitten.
Dit betekent namelijk minder montagewerk en slechts één keer uitlijnen.
Monteer het nulpuntvergelijkingstraject in de buurt van de ZO-eenheid.
∅
200 mm (evt. d.m.v. meerdere deelstukken) met
zie "Reiniging van de
92. Aanwijzingen inzake de
8022940/V3-0/2018-06| SICK
Wijzigingen en correcties voorbehouden