INSTALLATIE
Aanwijzing
4.4.2
CAN-bus-bedrading
38
G E B R U I K S A A N W I J Z I N G | GM35
1 Controleer aan de hand van het typeplaatje of de aansluitwaarden van de geleverde
spoelluchteenheid overeenstemmen met de condities van de installatie.
2 Sluit in de aansluitkast van de spoelluchteenheid de voedingskabel volgens
luchteenheid: elektrische aansluitingen van ventilatormotor en onderdrukschakelaar"
aan. Indien de aansluitkast een afwijkend aansluitschema bevat, dan geldt dit.
3 Verwijder de sluiting van het uiteinde van de spoelluchtslang (indien voorhanden), zodat
de functie kan worden gecontroleerd.
4 Schakel de energievoorziening in.
5 Klopt de draairichting van de motor aan de hand van de volgende kenmerken?
– Pijlmarkering op de motorafdekking
– Pijlen op de behuizing van de pomp
– Uit de spoelluchtslang moet een sterke luchtstroom vrijkomen.
6 Indien de draairichting verkeerd is:
▸
Schakel de energievoorziening uit.
▸
Verwissel bij de toevoerleiding in de aansluitkast twee fasevoerende aders (bijv.
tussen U1 en V1).
▸
Schakel de energievoorziening weer in.
▸
Vergewis u ervan dat de draairichting nu klopt.
VOORZICHTIG: Mogelijke schade bij verkeerde draairichting van de
spoelluchtventilator
Bij een onjuiste draairichting wordt bij een gemonteerd meetsysteem meetgas
uit het kanaal aangezogen. Indien dit niet tijdig wordt voorkomen, kunnen de
volgende beschadigingen ontstaan:
▸
Verontreiniging en oververhitting van het meetsysteem en de
spoelluchteenheid
▸
Gezondheidsklachten bij personen die in de buurt van de spoelluchteenheid
verblijven (bij overeenkomstige meetgassamenstelling resp. -temperatuur)
7 Stel de motorveiligheidsschakelaar in overeenstemming met de aansluitwaarden van de
spoelluchtventilator in en controleer op correcte functie.
8 Sluit de onderdrukschakelaar voor de filtercontrole aan op de op locatie voorbereide
signaalleiding.
Het schakelsignaal van de onderdrukschakelaar wordt door de klant geanalyseerd.
▸
Controleer de functie van de onderdrukschakelaar en de aangesloten signalering:
Dek bij een lopende spoelluchteenheid de aanzuigopening gedurende korte tijd
gedeeltelijk af. Gebruik hiervoor een brede strook karton of een soortgelijk voorwerp dat
niet kan worden opgezogen of tot een verontreiniging van het filter kan leiden.
▸
Schakel de energievoorziening van de spoelluchteenheid weer uit tot aan de
inbedrijfstelling van het meetsysteem.
Bij montage in de buitenlucht resp. in een onbeschermde omgeving:
▸
Bescherm de opening van de spoelluchtslang tot aan de inbedrijfstelling van het
meetsysteem tegen vocht en verontreinigingen; breng evt. de van tevoren verwijderde
sluiting weer aan.
▸
Breng de weerkap aan.
Zoals reeds bij de projectplanning op
bedrading van de CAN-bus-verbinding tussen ZO-eenheid en evaluatie-eenheid de volgende
mogelijkheden:
• Standaard-kabel 4 m, voorgemonteerd
• Standaard-kabel 4 m, evenals extra voorgemonteerde 15 m lange CAN-bus-verlengkabel
• Aansluitkast met kant-en-klaar gemonteerde 4 m lange kabel naar de ZO-eenheid; de
bedrading naar de evaluatie-eenheid vindt plaats d.m.v. een door de klant aangeleverde
kabel.
Pagina 26
weergegeven, bestaan er voor de
"Spoel-
8022940/V3-0/2018-06| SICK
Wijzigingen en correcties voorbehouden