van het voorste mes niet 1,6 - 7,9 mm lager
staat dan de rand van het achterste mes, moet
u de voorste draaipenstangen afstellen.
Figuur 47
1. Mes in lengterichting
2. Afstand rand van voorste
maaimes
10. Om de schuinstand van de maaimachine in te
stellen, moet u de R-pen verwijderen van de
gaffels van de voorste draaipenstangen en de
contramoeren losdraaien (Figuur 48).
Figuur 48
1. Gaffel van voorste
draaipenstang
2. R-pen
11. Draai aan de gaffels op de stangen om de
instelling te veranderen (Figuur 48). Om de
voorkant van het maaidek hoger te zetten,
draait u de gaffels vaster (maakt u de stangen
korter). Om de voorkant van de maaimachine
lager te zetten, draait u de gaffels losser (maakt
u de stangen langer).
3. Afstand rand van achterste
maaimes
4. Hier meten
3. Contramoer
12. Nadat u de gaffels van beide draaipenstangen
in gelijke mate hebt afgesteld, zet u de gaffels
vast met de R-pennen. Controleer nogmaals
de schuinstand van de maaimachine. Stel de
gaffels net zolang bij totdat het uiteinde van
het voorste mes 1,6 - 7,9 mm lager staat dan
het uiteinde van het achterste mes (Figuur 47).
13. Als de schuinstand correct is, draait u de
contramoeren vast (Figuur 46 en Figuur 48).
14. Controleer nogmaals of de maaimessen
horizontaal staan; zie Maaimachine horizontaal
stellen.
15. Controleer de hoogte van de antiscalpeerrollen;
zie Antiscalpeerrollen afstellen.
Maaidek verwijderen
1. Parkeer de machine op een horizontaal
oppervlak.
2. Schakel de aftakas uit, zet de schakelhendels
in de neutraalstand en stel de parkeerrem in
werking.
3. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje
en wacht totdat alle bewegende onderdelen
tot stilstand zijn gekomen alvorens de
bestuurderspositie te verlaten.
4. Zet de maaihoogtehendel in de laagste stand.
5. Verwijder de R-pen en de gaffelpen uit
de gaffels van de voorste draaipenstangen
(Figuur 49).
Figuur 49
1. R-pen en gaffelpen
6. Verwijder de R-pen en de gaffelpen uit de
achterste draaipenstang (Figuur 50) aan beide
kanten van het maaidek.
7. Verwijder de R-pen en de ring op de stelbeugels
van het maaidek (Figuur 50) aan beide kanten
van het maaidek. Onthoud in welk gat de
stelbeugel is geplaatst voor latere montage.
Schuif de beugels van de bevestigingspunt.
37
2. Voorste draaipenstang