Download Inhoudsopgave Inhoud Print deze pagina

Schuinstand Van Het Maaidek; (Lengterichting) Instellen - Toro TimeCutter ZX525 Gebruikershandleiding

Verberg thumbnails Zie ook voor TimeCutter ZX525:
Inhoudsopgave

Advertenties

Figuur 44
1. Maaimessen evenwijdig
2. Buitenste snijranden
5. Verwijder de pen en de ring uit de stelbeugel
(Figuur 45). Om een maaimes (maaimessen)
horizontaal te stellen, moet u de stelbeugel(s)
in een ander gat plaatsen en de ring en de pen
monteren. (Figuur 45). Met een gat aan de
voorkant zet u het mes lager en met een gat
aan de achterkant zet u het mes hoger. Indien
nodig moet u beide kanten afstellen.
Figuur 45
1. R-pen en ring
2. Stelbeugel
6. Schuinstand van het maaidek controleren; zie
Schuinstand van het maaidek (lengterichting)
instellen.
Schuinstand van het
maaidek (lengterichting)
instellen
Controleer de schuinstand van het maaidek telkens
wanneer u dit monteert. Als de voorkant van
3. Hier meten
3. Gat aan voorkant
4. Achterste gat
het maaidek meer dan 7,9 mm lager staat dan de
achterkant, stelt u de schuinstand als volgt in:
1. Plaats de maaimachine op een horizontaal
oppervlak.
2. Schakel de aftakas uit, zet de schakelhendels
in de neutraalstand en stel de parkeerrem in
werking.
3. Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje
en wacht totdat alle bewegende onderdelen
tot stilstand zijn gekomen alvorens de
bestuurderspositie te verlaten.
4. Controleer of alle vier banden de
voorgeschreven spanning hebben. Indien
nodig moet u de banden oppompen
totdat ze de correcte spanning hebben; zie
Bandenspanning controleren.
5. Controleer of de maaimessen horizontaal staan
en stel deze bij als u de instelling niet hebt
gecontroleerd; zie Maaidek horizontaal stellen.
6. Meet de lengte van de achterste draaipenstang
(Figuur 46). Als de stang korter is dan 29,2 cm,
moet u de gaffelpen en de R-ring aan het
uiteinde van de stang (Figuur 46) verwijderen,
de contramoer losdraaien en de gaffel draaien
totdat de stang een lengte van 29,2 cm heeft.
7. Zet daarna de gaffel vast met de gaffelpen en
de R-pen. Herhaal dit aan de andere kant van
het maaidek.
Figuur 46
1. Achterste draaipenstang
2. Gaffelpen en borgpen
8. Zet de machine op een maaihoogte van 76 mm
en draai de messen voorzichtig rond, zodat zij
in lengterichting wijzen (Figuur 47).
9. Meet de afstanden tussen rand van het voorste
mes (Figuur 47) en de rand van het achterste
mes tot het horizontale oppervlak. Als de rand
36
3. Contramoer
4. Gaffel

Advertenties

Inhoudsopgave
loading

Deze handleiding is ook geschikt voor:

74407

Inhoudsopgave