3. Neem plaats op de bestuurdersstoel, stel de
parkeerrem in werking, schakel de aftakas uit
en zet de schakelhendels in de neutraalstand.
Start de motor. Als de motor loopt, moet
u de parkeerrem vrijzetten en de aftakas
inschakelen. Kom iets overeind uit de
bestuurdersstoel. De motor moet nu stoppen.
4. Neem plaats op de bestuurdersstoel, stel de
parkeerrem in werking, schakel de aftakas uit
en zet de schakelhendels in de neutraalstand.
Start de motor. Als de motor loopt, centreert u
de schakelhendels en beweegt u ze (vooruit of
achteruit. De motor moet nu stoppen.
Vooruit- en achteruitrijden
Met de gashendel regelt u de snelheid van de
motor, oftewel het toerental (in omwentelingen
per minuut). Zet de gashendel op SNEL om de
beste prestaties te verkrijgen. Gebruik de machine
altijd met de motor op vol gas.
De machine kan zeer snel ronddraaien. De
bestuurder kan de controle over de machine
verliezen. Dit kan leiden tot lichamelijk
letsel en schade aan de machine.
• Wees voorzichtig als u een bocht maakt.
• Verminder de snelheid van de machine
voordat u een scherpe bocht maakt.
Vooruit
1. Zet de parkeerrem vrij.
2. Zet de hendels in de middelste, onvergrendelde
stand.
3. Om vooruit te rijden, duwt u de schakelhendels
naar voren (Figuur 12).
Opmerking: De motor slaat af als u de
schakelhendels van de tractie beweegt terwijl
de parkeerrem is werking is gesteld.
Figuur 12
1. Schakelhendel-
Neutraalstand
2. Centrale onvergrendelde
stand
Om in een rechte lijn te rijden, moet u
gelijkmatige druk uitoefenen op beide
schakelhendels (Figuur 12).
Om te draaien, vermindert u de druk op de
schakelhendel in de richting waarin u wilt
draaien (Figuur 12).
Hoe verder u de tractiehendels beweegt (in
beide richtingen), des te sneller zal de machine
in de gewenste richting rijden.
Om te stoppen, zet u beide schakelhendels in
de neutraalstand.
Achteruit
1. Zet de hendels in de middelste, onvergrendelde
stand.
2. Om achteruit te rijden, trekt u de
schakelhendels naar achteren (Figuur 12).
Om in een rechte lijn te rijden, moet u
gelijkmatige druk uitoefenen op beide
schakelhendels (Figuur 12).
Om te draaien, vermindert u de druk op de
schakelhendel in de richting waarin u wilt
draaien (Figuur 12).
Om te stoppen, zet u beide schakelhendels in
de neutraalstand.
De machine stoppen
Om de machine te stoppen, moet u de
tractiehendels in de neutraalstand zetten en
loskoppelen om ze te vergrendelen, de aftakas
uitschakelen, en het contactsleuteltje op UIT
draaien om de motor af te zetten. Als u de machine
onbeheerd laat, moet u tevens de parkeerrem in
18
3. Vooruit
4. Achteruit