3.
Neem de motorzekering vast en trek deze in een
rechte beweging weg van de zekeringhouder
(Figuur
55).
4.
Breng een nieuwe zekering aan in de sleuf van
de zekeringhouder
5.
Druk de zekering goed aan in de zekeringhouder
(Figuur
54).
(Figuur
54).
Onderhoud
aandrijfsysteem
Bandenspanning
controleren
Onderhoudsinterval: Om de 25 bedrijfsu-
ren—Bandenspanning controleren.
Zorg ervoor dat de voor- en achterbanden de
voorgeschreven spanning hebben. Een ongelijke
bandenspanning kan leiden tot onregelmatige
maairesultaten. Controleer de bandenspanning bij het
ventiel
(Figuur
56). De bandenspanning kan het best
bij koude banden worden gecontroleerd.
Kijk naar de aanbevolen maximale druk van de
bandenfabrikant op de zijkant van de banden van de
zwenkwielen.
Pomp de banden van de achteraandrijfwielen op tot
0,9 bar.
1. Ventiel
44
Figuur 56
g000554