tot stilstand zijn gekomen voordat u de
bestuurderspositie verlaat.
3.
Verwijder de bougie
Figuur 48
Bougie controleren
Belangrijk:
Bougies nooit schoonmaken.
Verwijder een bougie altijd als deze: een zwarte
laag heeft, als de elektroden versleten zijn, als er
een vettige laag op ligt of als de bougie scheuren
vertoont.
Als de isolator lichtbruin of grijs is, werkt de motor
naar behoren. Een zwarte laag op de isolator duidt
meestal op een vuil luchtfilter.
Stel de afstand in op 0,76 mm.
Figuur 49
Bougie monteren
Draai de bougie(s) vast met een torsie van 22 N·m;
zie
Figuur
50.
(Figuur
48).
g027478
Het koelsysteem reinigen
Verwijder voor elk gebruik gras en vuil van het
luchtinlaatrooster.
1.
Zet de messchakelaar uit, zet de rijhendels in
de vergrendelde N
parkeerrem in werking.
2.
Zet de motor af, verwijder het contactsleuteltje
en wacht totdat alle bewegende onderdelen
tot stilstand zijn gekomen voordat u de
bestuurderspositie verlaat.
3.
Verwijder het luchtinlaatrooster, het
luchtfilterdeksel en de ventilatorbehuizing.
4.
Verwijder vuil en gras van de onderdelen.
g027479
5.
Monteer het luchtinlaatrooster, het
luchtfilterdeksel en de ventilatorbehuizing.
40
Figuur 50
en stel de
EUTRAALSTAND
g027661