WERKING MET AANHANGER
De werking van de sensoren wordt auto-
matisch uitgeschakeld als de stekker van
de elektrische kabel van de aanhanger
wordt aangesloten op de stekkerdoos van
de trekhaak.
De sensoren worden automatisch weer
ingeschakeld als u de aanhangerstekker
loskoppelt.
78
ALGEMENE OPMERKINGEN
r Controleer tijdens parkeermanoeuvres
of zich geen obstakels op of onder de
sensoren bevinden.
r Obstakels die zich dicht bij de achter-
kant van de auto bevinden, worden on-
der bepaalde omstandigheden niet door
het systeem gesignaleerd en kunnen dus
de auto beschadigen of zelf beschadigd
worden.
r De metingen van de sensoren kunnen
beïnvloed worden/zijn door beschadi-
ging van de sensoren zelf, door vuil,
sneeuw of ijs op de sensoren of door
ultrasone systemen (bijv. luchtdruk-
remmen van vrachtwagens of pneuma-
tische hamers) die zich in de nabijheid
bevinden.
r De parkeersensoren werken op de juis-
te wijze als de achterdeuren gesloten
zijn. Bij geopende achterdeuren kunnen
de sensoren verkeerde metingen geven:
sluit dus altijd de achterdeuren.
ATTENTIE!
De verantwoordelijkheid tij-
dens het parkeren en ande-
re gevaarlijke handelingen ligt altijd
en overal bij de bestuurder. Contro-
leer als u de auto parkeert of zich
geen personen (in het bijzonder kin-
deren) of dieren in de buurt van de
auto bevinden. De parkeersensor
moet als een hulpmiddel voor de be-
stuurder beschouwd worden. De be-
stuurder moet tijdens eventueel ge-
vaarlijke parkeermanoeuvres altijd
volledig zijn aandacht behouden, ook
als deze met lage snelheid worden uit-
gevoerd.