Monteer op alle vier de wielen dezelfde
banden (zelfde merk en profiel) voor een
grotere veiligheid tijdens de rit en als
wordt geremd en voor een goede be-
stuurbaarheid.
Keer de draairichting van de banden niet
om.
ATTENTIE!
Bij winterbanden met de in-
dicatie "Q" mag niet sneller
worden gereden dan 160 km/h, ech-
ter geldende snelheidsbeperkingen
overeenkomstig de nationale wegen-
verkeerswetgeving moeten altijd wor-
den gerespecteerd.
108
SNEEUWKETTINGEN
Het gebruik van sneeuwkettingen is af-
hankelijk van de voorschriften van het land
waar wordt gereden.
De sneeuwkettingen mogen alleen op de
voorwielen gemonteerd worden (aange-
dreven wielen).
Controleer na enkele tientallen meters rij-
den of de kettingen nog goed gespannen
zijn.
Beperk de snelheid als u
sneeuwkettingen gebruikt; rijd
niet harder dan 50 km/h. Ver-
mijd kuilen, stoepranden en
andere obstakels en rijd, om de auto
en het wegdek niet te beschadigen,
geen lange stukken op sneeuwvrije we-
gen.
AUTO LANGERE TIJD
STALLEN
Tref de volgende maatregelen als de auto
enkele maanden niet wordt gebruikt:
r zet de auto in een overdekte, droge en
goed geventileerde ruimte;
r schakel een versnelling in en zorg dat
de handrem is aangetrokken;
r maak de minkabel los van de accu en
controleer de acculading (zie de para-
graaf "Accu" in het hoofdstuk "Onder-
houd en zorg");
r maak de gespoten plaatdelen schoon en
behandel ze met een beschermende was;
r reinig en bescherm de glimmen metalen
delen met daarvoor geschikte middelen;
r smeer de wisserrubbers van de ruiten-
wissers voor en achter in met talkpoe-
der en laat ze los van de ruit staan;
r zet de ruiten een klein stukje open;
r dek de auto af met een stoffen of een
ademende kunststof hoes. Gebruik geen
dichte plastic hoes, omdat het in en op
de auto aanwezige vocht dan niet kan
verdampen.
r breng de bandenspanning +0,5 bar bo-
ven de normaal voorgeschreven spanning
en controleer deze regelmatig;
r tap het koelsysteem van de motor niet
af.