RICHTINGAANWIJZERS
fig. 41
Zet de hendel in de vergrendelde stand:
r omhoog (stand 1): inschakeling rech-
ter richtingaanwijzer;
r omlaag (stand 2): inschakeling linker
richtingaanwijzer.
Op het instrumentenpaneel knippert het
Î
¥
controlelampje
of
De richtingaanwijzers schakelen automa-
tisch uit als de auto weer rechtuit rijdt.
Als u kort richting aan wilt geven, voor
het uitvoeren van een handeling waarvoor
het stuurwiel slechts weinig hoeft te wor-
den verdraaid, dan drukt u de hendel iets
omhoog of omlaag zonder dat de hendel
vergrendelt. Zodra u de hendel loslaat,
gaat deze automatisch terug.
48
fig. 41
.
Functie "lane change"
(wisselen van rijstrook)
Als u bij wisseling van rijstrook kort rich-
ting wilt aangeven, moet u de linker hen-
del korter dan een halve seconde in de
onvergrendelde stand zetten.
De richtingaanwijzer van de gekozen rich-
ting zal 3 keer knipperen en vervolgens
automatisch worden uitgeschakeld.
"FOLLOW ME HOME" SYSTEEM
Met dit systeem kan de ruimte voor de
auto een bepaalde tijd worden verlicht.
Inschakelen
U schakelt deze functie in door de con-
tactsleutel in stand STOP te draaien of
uit te nemen en de linker hendel binnen
2 minuten na het uitzetten van de motor
naar het stuur te trekken.
F0T0157m
Telkens als de hendel wordt bediend
wordt de verlichtingsduur met 30 secon-
den verlengd, tot maximaal 210 seconden;
na afloop van deze periode wordt de ver-
lichting automatisch uitgeschakeld.
Telkens als de hendel wordt bediend, gaat
het controlelampje
3
tenpaneel branden en verschijnt er een
bericht op het display (zie het hoofdstuk
"Lampjes en berichten") gedurende de tijd
die de functie actief blijft. Het lampje gaat
branden als de hendel voor het eerst
bediend wordt en blijft branden totdat de
functie automatisch uitschakelt. Telkens
als de hendel wordt bediend, wordt
alleen de inschakeltijd van de verlichting
verlengd.
Uitschakelen
Houd de hendel langer dan 2 seconden
naar het stuur getrokken.
op het instrumen-