BEDIENINGSKNOPPEN
WAARSCHUWINGSKNIPPER
LICHTEN
Druk op de schakelaar A-fig. 49, onge-
acht de stand van de contactsleutel.
Als het systeem is ingeschakeld, branden
Î
¥
de lampjes
en
op het instrumenten-
paneel.
De lichten schakelen uit als u de schake-
laar A nogmaals indrukt.
BELANGRIJK Het gebruik van de waar-
schuwingsknipperlichten is afhankelijk van
de wetgeving van het land waarin u zich
bevindt. Houd u aan de voorschriften.
Noodstop
(indien van toepassing)
Bij een noodstop schakelen automatisch
de waarschuwingsknipperlichten in en
gaan gelijktijdig de lampjes
instrumentenpaneel branden. De functie
schakelt automatisch uit als de remver-
traging niet meer het karakter van een
noodstop heeft. Deze functie voldoet aan
de huidige wettelijke voorschriften.
54
fig. 49
MISTLAMPEN VOOR
(indien aanwezig) fig. 50
Druk, om de mistlampen bij brandende
buitenverlichting in te schakelen, op knop
5.
Op het instrumentenpaneel gaat het lamp-
je 5 branden.
Druk voor uitschakeling nogmaals op de
knop.
Î
¥
en
op het
F0T0049m
fig. 50
MISTACHTERLICHTEN fig. 50
Druk op knop 4. De mistachterlichten
werken alleen als het dimlicht is ingescha-
keld.
Op het instrumentenpaneel gaat het lamp-
je 2 branden.
Druk voor uitschakeling nogmaals op de
knop of schakel het dimlicht en/of de mist-
lampen voor (indien aanwezig) uit.
F0T0036m