6.1 Directe kalibratie
Alvorens te kalibreren, overtuig u ervan:
• dat de pomp geïnstalleerd is met een voetklep,
injectieklep, etc. in het bestaande systeem.
• dat de pomp met een tegendruk werkt waarbij de
pomp verwacht wordt te gaan werken (stel de
tegendrukklep af, indien nodig).
Actie
1. Ontlucht de pompkop en de aanzuigslang.
2. Schakel de pomp uit. De groene LED knippert.
3. Vul een maatglas met doseervloeistof Q
DMS 2:
ongeveer 40 ml
DMS 4:
ongeveer 150 ml
DMS 8:
ongeveer 150 ml
DMS 12: ongeveer 250 ml
4. Lees de hoeveelheid Q
5. Plaats de zuigslang in de maatbeker en zorg dat
de zuigslang gevuld is voor met het kalibreren
aan te vangen.
Q
1
6. Ga naar het kalibratie-menu, zie paragraaf 4.5.
7. Druk twee keer op de menu
8. De pomp voert 100 doseerslagen uit.
9. De fabriekskalibratie verschijnt op het scherm.
10. Verwijder de zuigslang uit het maatglas en lees Q
11. Stel de waarde op het display in op Q
12. Bevestig dit met de menu
13. De pomp is nu gekalibreerd en keert terug naar het
bedrijfsdisplay.
.
1
af en noteer deze.
1
-toets.
Q
d
Q
2
= Q
– Q
d
1
-toets.
• dat de pomp met de juiste aanzuighoogte werkt.
Om de directe kalibratie uit te voeren, dient als volgt
gehandeld te worden:
Pompdisplay
.
2
.
2
Stel waarde
op Q
d
Bedrijfsdisplay
145