Inhoudsopgave
Advertenties
4.2.4
Vulling koelmiddel
De EWWD(H/S) DZ-eenheden zijn ontworpen om te functioneren met het koelmiddel R134a(R1234ze, R513A); gebruik
dus GEEN ANDERE koelmiddelen.
Zorg altijd voor de juiste waterstroom in de verdamper en de condensator om het bevriezen van
pijpen te voorkomen als u gas van het koelmiddel toevoegt of weghaalt.
Schade als gevolg van bevriezen maakt de garantie ongeldig.
Het verwijderen van koelmiddel en afvoeroperaties moeten worden uitgevoerd door gekwalificeerde technici met behulp
van het juiste gereedschap voor de eenheid. Verkeerd onderhoud kan leiden tot ongecontroleerd verlies van druk en
vloeistof. Loos het koelmiddel niet in het milieu. Gebruik altijd het juiste afvalverwerkingssysteem.
Alle eenheden worden verzonden met een volle lading aan koelmiddel. Als de eenheid opnieuw moet worden gevuld, dan
moet u deze aanbevelingen in acht nemen. De optimale lading is die lading die het mogelijk maakt dat de eenheid werkt
met een juiste stroom van koelmiddel ongeacht de omstandigheden.
4.2.5
Controleer de lading van het koelmiddel.
U moet het volgende controleren om erachter te komen of de eenheid werkt met de juiste lading aan koelmiddel:
1.
Breng de machine naar omstandigheden van maximale belasting.
2.
Controleer of de wateruitlaattemperatuur van de verdamper tussen de 6 en 8 °C ligt.
3.
Controleer of de waterinlaattemperatuur van de condensator tussen 25 en 32 °C graden ligt.
4.
Controleer of onder de bovenstaande condities de:
a)
De oververhitting van de afvoer ligt tussen 8 en 15 °C.
b)
De onderkoeling is tussen 4 en 6 °C.
c)
Het temperatuurverschil tussen het uitlaatwater en de verdamping ligt tussen de 0,5 en 4 °C.
d)
Het verschil tussen de condensatietemperatuur en de wateruitlaattemperatuur van de condensator
ligt tussen de 1 en 3 °C.
5.
Controleer of de indicator op de kijkglas van de vloeistof vol is.
Als een van de parameters de aangegeven limieten overschrijdt, dan moet er waarschijnlijk koelmiddel worden bijgevuld.
Opmerking: Naar mate de belasting van de eenheid wijzigt, zal de waarde voor onderkoeling wijzigen, maar snel
stabiliseren. De waarde voor onderkoeling wijzigt enigszins als de wateruitlaattemperatuur van de verdamper en de
condensator verandert.
Het verlies van koelmiddel kan zo klein zijn dat het weinig effect zal hebben op het circuit, of zo groot zijn dat het ervoor
zorgt dat de machine als gevolg van het inschakelen van veiligheidsmechanismen wordt uitgeschakeld.
4.2.6
Elektrische installatie
Zoals beschreven in het onderstaande zijn er enkele algemene regels van toepassing bij het installeren van elektriciteit:
1.
De door de compressor geabsorbeerde stroom moet worden vergeleken met de waarde op het naamplaatje.
Normaal is de waarde van de geabsorbeerde stroom lager dan die op het naamplaatje dat behoort bij het
absorberen van de compressor bij een volle lading tijdens maximale werkcondities.
2.
Alle veiligheidscontroles moeten ten minste één keer in de drie maanden worden geactiveerd om hun functioneren
te controleren. Elke eenheid kan zijn werkgrenzen veranderen als gevolg van veroudering, en dit moet in de gaten
worden gehouden zodat het misschien kan worden gerepareerd of vervangen. De vergrendelings - en
debietschakelaar van de pomp moeten gecontroleerd worden om er zeker van te zijn dat ze bij activering het
besturingscircuit daadwerkelijk onderbreken.
4.3
Schoonmaken en opbergen
Een veelvoorkomende oorzaak van het defect raken van apparatuur en het onderhoud dat daarop moet volgen is vuil. Dit
kan worden voorkomen door regelmatig onderhoud te plegen. Ga voor de reiniging van vuile onderdelen van het systeem
als volgt te werk:
•
Maak de ventilatie van het elektrische paneel en de koelfilters schoon; zorg ervoor dat de ventilatie goed start
op het elektrisch paneel.
•
Verwijder de filters in het gekoelde watersysteem en maak ze schoon bij elke inspectie.
4.4
Seizoensonderhoud
Voordat u de eenheid voor een lange periode uitschakelt moet u het volgende doen:
D-EIMWC01405-18_03NL - 31/39
Advertenties
Inhoudsopgave
