2.12.2
Condensatiebeheer met bronwater
Als grondwater wordt gebruikt om de condensator te koelen, dan moet u een normale regelklep met een directe aandrijving
worden geïnstalleerd bij de uitlaat van de condensator. Deze regelklep moet een correcte condensatiedruk garanderen in
geval de waterinlaattemperatuur van de condensator lager is dan 20 °C.
Voor dit doel is er op de ketel van de condensator een serviceklep met drukaflaat geïnstalleerd.
De klep moet zijn openen regelen al naargelang de druk van het condenseren. Als de machine wordt uitgeschakeld, dan
zal de klep gaan sluiten om te voorkomen dat de condensator leegloopt.
1
Vanuit de hoofdpomp van de condensator
2
Bedrijfsklep
3
Direct op water reagerende regelklep
4
Configuratie nodig als de regelklep niet wordt gebruikt
5
Bij de afvoer
2.13 Regelsensor gekoeld water
De watergekoelde EWWD(H/S) VZ-eenheid is uitgerust met een microprocessor. Let goed op als u bij het apparaat werkt
zodat u geen kabels en/of sensoren beschadigt. Controleer de kabels voordat u de eenheid start. Voorkom dat kabels over
het frame of andere onderdelen gaan wrijven. Zorg ervoor dat de kabels goed zijn aangesloten. Als de temperatuursensor
vanwege onderhoud wordt verwijderd, dan mag de geleidende pasta in de bron niet weghalen en moet u de sensor weer
op de juiste manier terugplaatsen. Na het terugplaatsen van de sensor moet u de sluitmoer vastdraaien om wegglijden te
voorkomen.
2.14 Veiligheidsklep
Elke warmtewisselaar (verdamper en condensator) is voorzien van een veiligheidsklep die geïnstalleerd is op e en
omschakelklep die onderhoud en periodieke controles mogelijk maakt zonder een aanzienlijke hoeveelheid koelmiddel te
verliezen. Laat de omschakelklep niet op de middelste stand staan.
Om schade door inademing en direct contact met koelgas te voorkomen, moeten de uitgangen van
de veiligheidsklep vóór de werkzaamheden met een transportleiding worden verbonden. Deze pijpen
moeten zo geïnstalleerd worden dat, als de klep opent, het afgevoerde koelmiddel geen mensen en/of
voorwerpen raakt, of het gebouw kan binnendringen via ramen en/of andere openingen. De
installateur is verantwoordelijk voor het aansluiten van de veiligheidsklep op de spoelpijp en het
passen van de pijp. Raadpleeg hiervoor de geharmoniseerde standaard EN13136 voor het passen
van de afvoerpijpen die op de veiligheidskleppen moeten worden aangesloten.
2.15 Open de isolatie- en/of afsluitkleppen
Voordat u de machine inschakelt en de compressors start, moet u alle kleppen openen die in de fabriek vanwege het
verzenden werden gesloten.
De kleppen die moeten worden geopend zijn:
•
Klep (optioneel) geïnstalleerd op de afvoerleiding.
•
De klep op de vloeistofpijp onder de condensator.
•
Klep op de leiding voor vloeistofinspuiting (koeling omvormer).
•
Klep (optioneel) geïnstalleerd op de inlaatleiding.
D-EIMWC01405-18_03NL - 24/39
Afb. 11 - Besturingsschema condensatie met bronwater