2.7
Waterleidingen
2.7.1
Waterleidingen van de verdamper en de condensator
De condensators en verdampers zijn uitgerust met buizen met groeven voor Victaulic -aansluitingen of, als optie, met
geflensde aansluitingen. De installateur moet voor de mechanische koppeling zorgen waarbij de aansluitingen zijn
aangepast aan de maat van het systeem.
Sommige drukkoppelingen zitten op zowel inlaat als de uitlaat van de wisselaarkoppen. Deze koppelingen regelen het
laadverlies van water.
Zorg ervoor dat de aansluitingen van de waterinlaat en -uitlaat overeenkomen met de maattekeningen en de indicaties
aangetroffen op de aansluitingen. Een verkeerd aangesloten waterleiding kan defecten bij de machine veroorzaken en/of
de prestaties ervan verminderen.
OPMERKING
Als er gebruik wordt gemaakt van een hydraulische aansluiting die wordt gedeeld met het verwarmingssysteem, dan moet
u ervoor zorgen dat de temperatuur van het water dat in de verdamper stroomt niet de maximaal toegestane waarde
overschrijdt. Dit fenomeen kan ertoe leiden dat de veiligheidsklep open gaat en dat er dus koelmiddel in de atmosfeer
terechtkomt.
De pijpen moeten, voordat ze worden aangesloten op de machine, worden ondersteunt om het gewicht en de spanning
op de aansluitingen te reduceren. Bovendien moeten de pijpen adequaat worden geïsoleerd. Tevens moet er een
waterfilter die kan worden geïnspecteerd op beide ingangen worden geïnstalleerd (verdamper en condensator). Installeer
op beide warmtewisselaars afsluitkleppen van geschikte afmetingen om de afvoer en de inspectie toe te staan zonder het
systeem geheel te moeten ledigen.
Om beschadiging van de pijpen van de warmtewisselaar te voorkomen, moet op elke inlaat een
mechanisch filter geïnstalleerd worden dat gecontroleerd kan worden, in staat om vaste stoffen
groter dan 1,2 mm te filtreren
2.7.2
Debietregelaar
Op de inlaat van de verdamper moet, voordat de eenheid wordt gestart. een debietregelaar worden geïnstalleerd voor een
goed stroomsnelheid van het water. Bovendien schakelt dit apparaat de eenheid uit als de waterstroom wordt onderbroken
zodat wordt voorkomen dat de verdamper bevriest.
De debietschakelaar mag niet als een regelsysteem voor de machine worden gebruikt
Het niet plaatsen van de debietschakelaar op de wateraansluiting van de verdamper maakt de garantie voor vorstschade
ongeldig.
De verdamper en condensator zijn niet zelflozend; beiden moeten worden leeggemaakt
De thermometers en drukmeters moeten op de waterpijpen vlakbij de aansluitingen van de warmtewisselaars worden
geïnstalleerd. Bovendien moeten er op de hoogste punten op de pijpen ontluchtingskleppen worden geïnstalleerd.
Indien nodig kunnen de verdamper en de waterbak van de condensator omgewisseld worden. Als deze handeling is
voltooid, moeten de controlesensoren verplaatst worden en de pakking worden vervangen.
In geval de waterpomp veel lawaai maakt, raden wij aan om op de in- en uitlaat van de pomp gebruik te maken van
rubberen isolerende koppelingen. In veel gevallen is het niet nodig om trillingsvrije naden op de in- en uitlaat van de
condensator te plaatsen, maar als het lawaai en trillen kritiek worden (als een begraven pijp bijvoorbeeld door een muur
in een woonwijk gaat), dan kan dit noodzakelijk zijn.
Er moet een gebalanceerde klep worden geïnstalleerd als gebruik wordt gemaakt van een koeltoren. Er moet een
regelsysteem voor de temperatuur worden geïnstalleerd als de watertoren erg koud is. De op de machine geïnstalleerde
controller regelt het in- en uitschakelen van de torenventilator of regelt constant een regelklep of controller voor de
ventilatorsnelheid door middel van een 0-10 V DC analoog signaal. Wij raden aan dat u de aansluiting uitvoert zodat het
regelen van de ventilator door de controller van de machine mogelijk wordt (raadpleeg het bedradingsdiagram voor de
aansluiting).
D-EIMWC01405-18_03NL - 19/39