Rijden
U doet er goed aan om voor het gebruik van de machine
te begrijpen wat maaien met nuldraaicirkel inhoudt. De
aandrijfwielen draaien onafhankelijk en worden aangedreven
door de hydraulische motoren die zich op elke as bevinden.
Het ene wiel kan achteruit draaien terwijl het andere vooruit
draait. Zo maakt de machine niet echt een bocht; ze draait
om haar as. Zo is de maaier veel wendbaarder, maar vereist
deze wel wat aanpassing als de bestuurder het systeem niet
gewoon is.
WAARSCHUWING
De machine kan zeer snel ronddraaien. De
bestuurder kan de controle over de machine
verliezen. Dit kan leiden tot lichamelijk letsel en
schade aan de machine.
• Wees voorzichtig als u een bocht maakt.
• Verminder de snelheid van de machine voordat
u een scherpe bocht maakt.
Met de gashendel regelt u de snelheid van de motor,
oftewel het toerental (in omwentelingen per minuut). De
gashendel op Snel zetten kan het beste zijn met het oog op
de prestaties. Voor de meeste toepassingen wordt de stand
vol gas aanbevolen.
Figuur 18
1. Parkeer(rem)stand
2. Centrale, onvergrendelde
stand
3. Vooruit
4. Achteruit
Gebruik van het Smart Speed™
systeem
De hendel van het Smart Speed™ systeem bevindt zich onder
de bestuurdersstoel (Figuur 19) en geeft de bestuurder de
keuze uit twee snelheidsbereiken, snel en langzaam.
1. Smart Speed hendel
Om de snelheid te veranderen:
1. Zet de rijhendels in neutraal en naar buiten in de
parkeerstand; schakel de mesbedieningsschakelaar uit.
WAARSCHUWING
De rijhendels loslaten terwijl de machine
beweegt, kan ertoe leiden dat u de controle
verliest en de machine u of omstanders
verwondt.
Schakel de machine altijd uit en beweeg de
rijhendels naar de parkeerstand voordat u het
Smart Speed™ systeem instelt.
2. Zet de hendel in de gewenste stand.
Vooruitrijden
1. Zet de hendels in de middelste, onvergrendelde stand.
2. Om vooruit te rijden, duwt u de rijhendels langzaam
naar voren (Figuur 18).
23
1
G014475
Figuur 19