c. Draai het contactslot terug naar de stand OFF (UIT) en knijp weer in de pompbal totdat deze hard
aanvoelt. Draai het contactslot weer drie seconden naar de stand ON (AAN). Blijf deze procedure
uitvoeren totdat de pompbal van de brandstofslang hard blijft.
7.
Gebruik de functie voor snel stationair in neutraal op de afstandsbediening niet voor het starten van de
motor.
8.
Draai de contactsleutel naar de stand START. Laat de contactsleutel los zodra de motor begint te draaien.
Als de motor niet binnen 10 seconden aanslaat, draait u de sleutel naar de stand OFF (UIT), wacht u 30
seconden en probeert u het nogmaals.
NB: Het elektronische startsysteem zorgt voor de voorinspuiting (choke) van de motor en voert het stationaire
toerental op.
9.
Controleer of er een ononderbroken straal water uit de indicatieopening van de waterpomp komt.
BELANGRIJK: Als er geen water uit de waterpomp‑indicatieopening komt, stopt u de motor en controleert u of
de koelwaterinlaatopeningen verstopt zijn. Geen verstopping kan betekenen dat de waterpomp defect is of het
koelsysteem verstopt is. Dit heeft oververhitting van de motor tot gevolg. Laat de buitenboordmotor door uw dealer
nakijken. Als de motor wordt gebruikt terwijl hij oververhit is, loopt de motor schade op.
Schakelen
BELANGRIJK: Neem de volgende voorschriften in acht:
•
Schakel de buitenboordmotor nooit in versnelling als het motortoerental niet in stationair is.
•
Schakel de buitenboordmotor niet in achteruit als de motor niet draait.
•
De buitenboordmotor heeft drie schakelstanden voor bedrijf: Vooruit (F), Neutraal (N) en Achteruit (R).
•
Stop bij schakelen altijd terug naar de stationaire stand en laat de motor naar stationair toerental terugkeren.
•
Schakel de buitenboordmotor altijd met een snelle beweging in versnelling.
•
Nadat de buitenboordmotor in versnelling is geschakeld, duwt u de hendel naar voren om de snelheid op
te voeren.
BEDIENING
ob00560
ob00354
ob00331
35